Lezing door prof. dr. Peter Nissen
Verslag: Wil Filott
Welkom
Peter Korten kon in de foyer van het Munttheater 84 bezoekers verwelkomen. Hij memoreerde dat enkele weken voordien een nog groter aantal bezoekers de zeer actuele bijeenkomst over de openbaarheid van oorlogsarchieven had bezocht.
Peter Korten deelde mee dat in de afgelopen periode drie prominente leden zijn overleden:
- Thijs Stultiëns uit Gorcum
- Har Heijmans, amateur-archeoloog uit Ittervoort
- Hub Latten, Franciscaan, kloosterling
Op verzoek van Peter werd een minuut stilte in acht genomen ter nagedachtenis aan de overledenen.
In het kader van het onderwerp van de lezing van vanavond bracht Peter in herinnering dat Weert ook bekend stond als stichtstad. De stad kende veel religieuze instellingen. Met die mededeling gaf hij het woord aan prof. dr. Peter Nissen.
Lezing door Peter Nissen
Naamdag
Peter Nissen begon zijn lezing met de mededeling dat het vandaag, 13 januari, de naamdag is van de heilige Hilarius. Deze was bisschop van Poitiers. Daar werd hij opgezocht door de heilige Martinus van Tours, die op dat moment nog slechts de lage wijding van exorcist had ontvangen.
Meisjesonderwijs in Weert
Sinds 1848 kende Nederland formeel vrijheid van godsdienst. Frans Boermans was van 1863 tot 1887 deken van Weert. Later werd hij bisschop van Roermond, een bisdom, waarvan de grenzen samenvielen met die van de provincie Limburg. In zijn Weerter periode zocht Boermans naar zusters die onderwijs konden geven aan meisjes. Via een advertentie kwam hij in contact met zusters Ursulinen in Dorsten. Deze waren ten gevolge van de Kulturkampf gedwongen Duitsland te verlaten. De zusters kwamen in 1875 naar Weert en vestigden zich in een woning hoek Langstraat-Molenstraat (nu Van Berlostraat).
In dat thans leegstaande pand was tot een aantal jaren geleden het Grand Café Het Klooster gevestigd. De Ursulinen pakten het onderwijs voortvarend aan en stichten een complex van gebouwen, waarin onderwijs van allerlei niveaus (Huishoudschool, mulo, mms) werd gegeven. Zij hadden tot de tweede wereldoorlog een pensionaat, aanvankelijk voor Duitse meisjes. Het middelbaar onderwijs is opgegaan in het Philips van Horne.
Het grootste deel van het kloostercomplex is afgebroken maar de kapel en de voorgevel van het klooster aan de Langstraat zijn behouden gebleven. De laatste ursulinen zijn in 1989 uit Weert vertrokken.
De Kulturkampf
De voorgeschiedenis van de Kulturkampf gaat terug naar het Congres van Wenen in 1815, waar na de val van Napoleon nieuwe grenzen in Europa werden getrokken. Daaruit vloeide onder meer de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden uit voort. Belangrijker was dat het eeuwenoude Heiliges Römisches Reich Deutscher Nation ophield te bestaan en een Duitse bond van 39 staten, waaronder het katholieke Oostenrijk, werd gecreëerd. Het katholieke Rijnland kwam te ressorteren onder de Lutherse koning van Pruisen.
In 1825 kwam het tot een confrontatie tussen de Pruisische overheid en de katholieke kerk. In dat jaar werd een wet uitgevaardigd dat kinderen uit een gemengd huwelijk moesten worden opgevoed in de godsdienst van de vader. Om het protestantisme in het Rijnland een impuls te geven, werden protestantse vrijgezellen naar het Rijnland gestuurd. Zoals dat gaat, kwam het tot huwelijken tussen die protestantse mannen en katholieke meisjes. Dat hun kinderen protestants opgevoed moesten worden, was tegen de leer van de katholieke kerk, die bepaalde dat kinderen uit een gemengd huwelijk katholiek opgevoed moesten worden.
Na de Frans-Duitse oorlog van 1870
Na de door de Duitsers gewonnen Frans-Duitse oorlog (1870-1871) werd in de Duitse landen het zogenaamde Tweede Rijk gevormd onder keizer Wilhelm I, ditmaal zonder Oostenrijk.
Bismarck werd gezien als de grote overwinnaar. Hij werd in 1871 Reichskanzler. Hij beschouwde de katholieken als conservatief. In 1864 had paus Pius IX de encycliek Quanta cura uitgevaardigd waarin een lijst van ‘dwalingen’ was opgenomen zoals de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van drukpers. In 1870 werd tijdens het eerste Vaticaans concilie het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid afgekondigd als de paus ex cathedra sprak. Dat viel niet bij iedereen in goede aarde. Binnen de katholieke kerk was de Duitser Von Döllinger, rector van de Universiteit van München, een van de grootste critici. In dezelfde periode stond Garibaldi, die streefde naar staatkundige eenheid in Italië, voor de poorten van Rome.
Als tegenwicht tegen het overheersende Pruisische protestantisme ontstond een organisatie van katholieke intellectuelen: de Zentrumpartei.
Anti-roomse wetten en maatregelen
De Pruisische regering wilde de invloed van de katholieke kerk terugdringen. In de jaren zeventig van de 18de eeuw werd een aantal wetten en maatregelen ingevoerd. In 1871 werd de zogenaamde Kanzelparagraph van kracht: een verbod om vanaf de preekstoel politieke opvattingen te verkondigen. In 1871 werd de Katholische Abteilung van het Kultusministerium opgeheven. Ook werden de Maigesetze ingevoerd. Toekomstige priesters werden verplicht drie jaren aan een staatuniversiteit te studeren. Kerkelijk vermogen moest door leken worden beheerd. Het burgerlijk huwelijk werd verplicht en moest eerst voltrokken zijn voor er een kerkelijk huwelijk gesloten mocht worden.
In 1875 vaardigde paus Pius IX de encycliek Quod nunquam uit, waarin de maatregelen van de Duitse overheid tegen de katholieken ongeldig werden verklaard. In Pruisen werd als reactie het Brotkorbgesetz ingevoerd, waarbij de staatsteun aan katholieke instellingen werd beëindigd.
De gespannen verhouding tussen de rooms-katholieke kerk en Pruisen in de jaren zeventig en tachtig van de 19de eeuw is door Rudolf Kirchow gemunt met het woord Kulturkampf. De Kulturkampf is in de kern een strijd tussen het verlichte, Pruisische protestantisme en de behoudende, obscurantistische katholieke kerk.
Al die anti-roomse maatregelen hadden desastreuze gevolgen voor de clerus. In 1881 had 25% van de parochies geen geestelijken meer. In het bisdom Trier zaten 50 priesters in de gevangenis. In 1870 waren nog slecht 4 bisschopszetels bezet. Aartsbisschop Melchers van Keulen bestuurde zijn bisdom enkele jaren vanuit het Minderbroedersklooster te Maastricht; bisschop Martin van Paderborn deed dat vanuit kasteel Neubourg te Gulpen.
Na het aantreden van paus Leo XIII trad er verbetering op in de relatie tussen het Duitse keizerrijk en het Vaticaan. Na 1880 kwamen er in Duitsland zogenaamde Milderungsgesetze, waarin maatregelen tegen katholieke instellingen werden teruggedraaid.
Kloosterlingen in ballingschap
In 1872 werden leden van de Jezuïetenorde en enkele andere kloosterorden verbannen (Jesuitengesetz). Dat leidde tot een protest van paus Pius IX. Bismarck reageerde daarop met “Nach Canossa gehen wir nicht, weder körperlich noch geistlich”: een uitspraak die verwees naar de vernederende gang van de Duitse keizer Hendrik IV in 1077 naar de Italiaanse plaats Canossa om de paus te smeken de over hem uitgesproken kerkelijke ban op te heffen.
In 1875 werden alle kloosters verboden, behalve die aan ziekenzorg deden (Klostergesetz). Dat leidde tot een grote uittocht van kloosterlingen. Zo gingen Norbertijnen naar de Verenigde Staten om pastorale zorg te verlenen aan katholieke emigranten. Ook gingen er zo’n 100 Franciscanen naar Amerika. Een aantal van hen ging naar Weert, waar al eeuwen een klooster van Franciscanen was. Van de gevluchte kloosterlingen vertrok ongeveer een derde deel naar Nederland. Ondanks het nog in Nederland voorkomende antipapisme ging dat soepel. Redenen daarvoor waren:
- Nederland kende een lange traditie van het opnemen van vluchtelingen wegens geloofsovertuiging (Hugenoten, Joden, Hernhutters)
- er was een afkeer tegen de onverdraagzame Kulturkampf
- immigranten werden volgens de Vreemdelingenwet 1849 toegelaten, mits zij voor hun eigen levensonderhoud zorgden en de openbare orde niet verstoorden
Duitse kloosterlingen in Limburg
Van de Duitse kloosterlingen in Nederland kwam een substantieel deel naar Limburg. Redenen daarvoor waren:
- de lange grens tussen Limburg en Duitsland
- een homogeen katholieke bevolking
- bij de volkstelling van 1899 gaf 99% van de Limburgers op katholiek te zijn
- de communicatie met de bevolking was vanwege het dialect redelijk gemakkelijk
In de Franse tijd waren de kloosters opgeheven. Bisschop Paredis van Roermond wilde weer meer kloosters in zijn bisdom. De Duitse kloosterlingen waren dan ook welkom in zijn bisdom Roermond. Andere Nederlandse bisschoppen hadden niet zo veel op met die Duitse kloosterlingen.
In 1801 was het oude bisdom Roermond door de Fransen opgeheven. Vanaf die tijd ressorteerde een groot deel van Limburg onder het bisdom Luik. Na de afscheiding van Nederlandse Limburg in 1839 van België werd in Nederlands Limburg een apostolisch vicariaat ingesteld met deken Joannes Paredis, geboren in Bree (België) als apostolisch vicaris. Na het herstel van de bisschoppelijk hiërarchie in 1853 werd het (tweede) bisdom Roermond opgericht met Paredis als bisschop.
Duits-Limburgse heiligen
Een aantal van de uit Duitsland afkomstige kloosterlingen, die zich in Limburg haden gevestigd, is heilig verklaard: Arnold Janssen, Maria Helena Stollenwerck. Josepha Stennmans, Maria Teresa Tauscher en Clara Fey.
In zekere zin is ook dr. Edith Stein daartoe te rekenen. Zij was een Duitse, Joodse filosofe, die zich bekeerd had tot het katholieke geloof en tot de orde der karmelietessen toegetreden was. Voor de tweede wereldoorlog was zij gevlucht uit Nazi-Duitsland en ingetreden in de Karmel te Echt. Zij is daar in 1942 door de Gestapo opgepakt in het kader van de vergeldingsactie van de Duitsers tegen de bisschoppelijke veroordeling van de deportatie van Joden. Zij is in een concentratiekamp omgebracht. In 1898 is zij heilig verklaard.
Kloosters in Limburg van gevluchte kloosterlingen
De eerste gevluchte Jezuïeten, een zekere elite-orde, vonden onderdak in kastelen (kasteel Bleijenbeek te Afferden, kasteel Wijnandsrade en kasteel Exaeten te Baexem). Rond 1895 vestigden zij zich in een nieuw groot klooster in Valkenburg. Dat klooster werd een centrum van intellectueel leven. Van daaruit werd het tijdschrift Stimmen der Zeit uitgegeven.
In Steyl stichten meerdere Duitse orden kloosters. Arnold Janssen uit Goch stichtte het klooster van de Societas Verbi Divini (SVD). Bij het klooster hoorde ook een drukkerij. Het acroniem SVD werd dan ook ‘vertaal’ met Sie Verkaufen Drücksache. Later vestigden zich in Steyl de Dienaressen van de Heilige Geest en de Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijddurende Aanbidding. Deze laatste is een beschouwende orde van slotzusters die zich tot op de dag van vandaag gedurende 24 uur per dag wijden aan gebed.
In Limburg vestigden zich ten gevolge van de Kulturkampf 17 Duitse orden en congregaties, die zo’n 45 nieuwe kloosters stichten. Er ontwikkelde zich zelfs een soort kloosterarchitectuur. Voorbeelden daarvan zijn de Karmel in Echt en het klooster Bleijerjheide.
Dat klooster Bleijerheide kende ook een zwarte bladzijde in de 20ste eeuw. In de roman ‘Het hout’ van Jeroen Brouwers is in Blijderhage het jongenspensionaat in Bleijerheide te herkennen. Daarin komen mishandeling en seksueel misbruik door broeders aan de orde, onder ander door broeder Mansuetus. Met dit niet zo vrolijke aspect van de Duitse kloosterlingen in Limburg besloot Peter Nissen zijn lezing.
Vragen
Uw verslaglegger stelde de vraag of de abdij Lilbosch in Echt, die ook in die tijd is gesticht en waar tot de tweede wereldoorlog een school met internaat was voor Duitse jongens, ook een relatie had met de Kulturkampf. Peter Nissen vertelde dat die abdij is gesticht vanuit de abdij de Achelse Kluis op de grens in België en Nederland gelegen nabij Valkenswaard. Peter Korten, altijd kien op een relatie met Weert, vertelde dat een Weertenaar de monniken van de Achelse Kluis had geattendeerd op Lilbosch als vestigingsplaats voor een nieuw klooster.
Peter Nissen onthulde dat Weert ten grondslag ligt aan het boek ‘Roermond, biografie van een stad en haar bewoners’. Na het afscheid van een directeur van de Rabobank Roermond, raakte hij in gesprek met Hein van der Bruggen. Die zei dat er over Weert recent twee historische boeken van Jean Coenen waren verschenen en dat een derde op stapel stond. Over Roermond was nog niets van dat niveau verschenen. Dat gesprek leidde ertoe dat Peter Nissen en Hein van der Bruggen een boek hebben geschreven over de historie van Roermond.
Peter Korten vroeg wat er moest gebeuren met het religieus erfgoed? Er zijn al veel gebouwen vrijgekomen. Vele zullen volgen, waaronder ook parochiekerken. Peter Nissen antwoordde dat het in zijn ogen goed zou zijn een prioriteitenlijst op te stellen, waarop iedere bouwstijl, die het waard is bewaard te blijven, vertegenwoordigd zou moeten zijn. Wat betreft kerkgebouwen in dorpen zag hij mogelijkheden voor gebruik als gemeenschapshuizen met voorzieningen voor de inwoners.
Peter Korten bedankte daarna de spreker voor zijn boeiende lezing. Als dank overhandigde hij hem het boek ‘Parel van de heide’. Hij zei dat hij normaliter Roermond betitelde als een plaats tussen Asenray en Horn, maar dat hij dat in het vervolg kon vervangen door tussen Swalmen en Linne, de plaatsen waar Peter Nissen is geboren resp. opgegroeid.
___________________________________________________________________________________
Volgende activiteiten:
- 10 maart 2025: lezing door Tim Overdiek over de Arbeitseinsatz met beeldmateriaal van Peter Crins en aandacht voor de kerkrazzia aan de oostkant van de Maas.
- 10 en 11 mei: ‘Wieërter oorlogslaeve belaeve’ met optredens van het Mannenkoor Eendracht uit Swartbroek, de harmonie Heilig Hart uit Altweerterheide en en het Weerter Mannenkoor. Er komen persoonlijke verhalen over de oorlogstijd aan de orde en er treedt een re-enactment groep op.
- de cultuurhistorische zomer: op vette dinsdag (carnavalsdinsdag) wordt het programma daarvan vastgesteld.