Op donderdagmiddag 12 augustus 2024 vond er in het Belgische Bocholt een symposium plaats met als titel ‘De kat van huis en de duivel op het kussen, graaf Filips de Montmorency en zijn powervrouwen’. Aanleiding voor het evenement was dat het 500 jaar geleden is dat Filips de Montmorency, graaf van Horne, geboren is op het kasteel van Ooidonk in Deinze. De opkomst voor het symposium was groot, 300 deelnemers. De grote zaal van het Brouwershuis in Bocholt was helemaal vol. Er moesten zelfs stoelen worden bijgeplaatst.
Peter Korten heette de bezoekers namens de heemkundige Kring Bocholt, het Geschied- en oudheidkundig genootschap De Aldenborgh, kring Weert van het Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap en de Erfgoedgemeenschap Nederweert welkom. Een speciaal woord van welkom was er voor mr. Magnee, de huidige kasteelheer van kasteel Horn. Peter Korten dankte de sprekers voor hun bijdragen en Alfons Bruekers ook voor de techniek. Veel gemeenten in Belgische en Nederlands Limburg konden volgens hem een voorbeeld nemen aan Bocholt voor wat betreft het belang dat aan cultuurhistorie wordt gehecht. Hij dankte dan ook de gemeente Bocholt voor haar bijdrage. Na deze lovende woorden gaf hij het woord aan burgemeester Stijn Van Baelen van Bocholt.
Burgemeester Stijn Van Baelen verwelkomde de deelnemers in zijn gemeente. Hij dankte de initiatiefnemers en organisatie van het symposium in Bocholt. Hij benadrukte het belang van kennis van de geschiedenis voor de toekomst. In het symposium zag hij ook een bewijs van samenwerking en het naar elkaar toegroeien van de beide Limburgen. De titel van het symposium betitelde hij als een cliff hanger in een spannend verhaal. De geschiedenis bewijst dat ook in de politiek godsdienst van belang kan zijn, ten goede of ten kwade. Ook wat er achter de voordeur bij politici gebeurt, is niet te onderschatten. Als voorbeeld noemde hij voormalig Amerikaans president Ronald Reagan, die belangrijke beslissingen mede liet afhangen van de mening van zijn echtgenote Nancy.
Peter Korten voerde vervolgens Sneeuwwitje ten tonele. Dat leek vreemd en verrassend. De relatie met het onderwerp van het symposium werd echter snel duidelijk. Voor Sneeuwwitje in het sprookje van de gebroeders Grimm zou Margaretha von Waldeck, een verblindende schoonheid, ‘model’ hebben gestaan. De echte Margaretha verhuisde op jeugdige leeftijd naar Brussel. Haar uitzonderlijke schoonheid trok de aandacht van hoge edelen in Brussel. Zowel Lamoraal van Egmond als Willem van Oranje, de kompanen van Filips de Montmorency, zou verliefd op haar zijn geworden. Ja zelfs wellicht een verhouding met haar hebben gehad. Margaretha is op jonge leeftijd gestorven en in Brussel begraven. Met dit verhaal werd een bruggetje geslagen naar het onderwerp van het symposium.
Mart Graef verhaalde over het ontstaan en het wedervaren van het geslacht van de Van Hornes. In de Nederrijnse territoria was Horne aanvankelijk slechts een heerlijkheid, gelegen aan de Maas. Het verdienmodel van de heer was het heffen van tol op de Maas. Het kasteel van Horn ligt thans iets verwijderd van de Maas. In de loop der jaren heeft die rivier zijn loop gewijzigd, maar de oude beddingen zijn nog in het landschap te zien. Willem I van Horne ging drie hoorns in zijn wapen voeren. Hij was een leenman van de graaf van Loon.
Jacob I van Horne is de eerste Van Horne die zich graaf mag noemen. Hij werd op jonge leeftijd uitgehuwelijkt aan Johanna van Meurs. Na het overlijden van zijn vrouw deed hij afstand van zijn bezittingen en trad hij in het door hem gestichte klooster van de Minderbroeders in Weert, waar hij ook stierf.
Een latere graaf is Jan van Horne. Hij was proost van het kapittel van Sint-Lambertus te Luik. Omdat zijn broer graaf Jacob III geen kinderen had en dus geen opvolger, trad Jan uit de geestelijke stand. Hij trouwde met Anna van Egmont, de weduwe van Joseph de Montmorency. Het huwelijk van Jan van Horne en Anna van Egmont bleef kinderloos. Jan van Horne vermaakte het graafschap Horne en de heerlijkheden Weert, Heusden en Altena aan zijn oudste stiefzoon Filips de Montmorency. Deze trouwde in 1546 met Walburgis van Nieuwenaer. Financieel belangrijk was dat Jan van Horne bij testament het levenslange vruchtgebruik aan zijn echtgenote Anna van Egmond deed toekomen. De inkomsten kwamen dus aan haar toe.
Anna van Egmond zorgde ervoor dat haar zoon in de juiste kringen terechtkwam. Filips werd page in Brussel aan het hof van Karel V. Hij ontmoette daar Philips, zoon van keizer Karel V van Spanje, en later koning van Spanje. Ook maakte hij daar kennis met Willem van Oranje en Lamoraal van Egmont. Zij vormden later het bekende driemanschap, dat zich verzette tegen de plannen van Philips II. Deze wilde een meer centraal geleide staat met ‘wijze mannen’. Dat zou ten koste gaan van de macht van de adel. Na de onthoofding van Filips de Montmorency op de Grote Markt te Brussel op 5 juni 1568, werd door de leenzaal van Kuringen beslist dat het graafschap Horne als zwaardleen zou toevallen aan Luik. Deze situatie is tot 1795, de inlijving bij Frankrijk, gehandhaafd gebleven. Het graafschap Horne werd toen opgeheven.
Lennart Willems, de nieuwe conservator van museum W te Weert, vertelde dat de inrichting van het museum thematisch is en niet chronologisch. Het richt zich op diverse levensthema`s. Zijn rol tijdens het symposium was tussen de verhalen van de andere sprekers als intermezzi enkele meer luchtige onderwerpen aan te snijden.
In het eerste intermezzo toonde hij een overigens verkeerd laatje uit het museum. In een dergelijk ander laatje bevindt zich een penning met de beeltenis van Walburgis, de echtgenote van Filips de Montmorency, gemaakt in Antwerpen in 1566.
Wim Cuppens behandelde de relatie tussen Bocholt en de Van Hornes in de 15de en 16de eeuw. De Van Hornes maakten veel schulden. Daarvoor werden gebieden in pand gegeven. Bocholt kwam daardoor materieel in handen van schuldeisers, onder andere van een Van Heers. Ook de familie Van Grevenbroek behoorde tot de schuldeisers. Bocholt en Grote Brogel werden in 1502 als bruidsschat afgestaan aan Margaretha van Horne en Everard van der Marck. In de kerk van Bocholt bevindt zich een retabel met deze Van der Marck met Christoffel.
Later kwam Bocholt weer in het bezit van de Van Hornes. Na het overlijden van Filips de Montmorency kwam Bocholt in handen van zijn zus Eleonora van Montmorency, zulks in tegensteling tot het graafschap Horne dat toeviel aan het Prinsbisdom Luik. Eleonora was getrouwd met Lalaing, graaf van Hoogstraten. Na haar dood kwam Bocholt in het bezit van haar zoon Willem van Lalaing. Tijdens diens minderjarigheid was Karel van Lalaing zijn voogd.
Door de leenzaal te Kuringen werd Bocholt in 1601 toegewezen aan Arnold van Bocholt. Bocholt is tot de Franse tijd in handen gebleven van deze familie van Bocholt.
In een tweede tussenspel van Lennart Willems was een foto te zien van drie portretten van Anna van Egmond en Walburgis van Nieuwenaar, reproducties uit de Oostenrijkse Nationale Bibliotheek te Wenen, het Louvre in Parijs en het Musée Condé te Chantilly.
In de pauze werd een filmpje getoond van de tocht te paard van Filips de Montmorency van Bocholt naar Weert. Helaas was het niet Filips in levenden lijve, maar een bronzen ruiterstandbeeld dat nu te pronken staat in het kasteelpark te Weert.
Anneleen Gabriëls vertelde dat Anna van Egmond in de hoogste kringen verkeerde en goede, diplomatieke contacten onderhield met belangrijke personen. Anna van Egmond werd na haar bekering tot het Lutheranisme activistisch. Volgens de kroniek van Maria Luyten bezocht zij kerkdiensten met protestantse voorgangers. Huwelijken in de hogere kringen waren in die tijd voornamelijk gearrangeerde huwelijken, tot stand gebracht tussen families. Zo ook het huwelijk van Filips de Montmorency. Hij is in Weert in 1546 getrouwd met de calvinistische Walburgis van Nieuwenaer. Hun huwelijkscontract was al zes jaar eerder opgemaakt. Walburgis had goede contacten met haar grootvader Floris van Egmont.
Het rijk van Filips de Montmorency bestond in 1560 uit de volgende gebieden: het graafschap Horn, met Bocholt en Kortessem, de heerlijkheden Weert, Wessem en Nederweert, de heerlijkheid Grote Brogel met Erpekom, de heerlijkheid Altena, de heerlijkheid Nevele, en via zijn echtgenote Walburgis van Nieuwenaer het graafschap Nieuwenaer, het graafschap Meurs en Saarwerden.
Filips de Montmorency zat vaak op zwart zaad. Dat lag enerzijds aan een gebrek aan inkomsten, – zijn moeder had immers het vruchtgebruik van de bezittingen – en anderzijds aan zijn hoge uitgavenpatroon. Hij leende geld. Daarvoor gaf hij gebieden in onderpand. Hij leende onder meer van Jacob van Aebroeck te Beek. Tot terugbetaling kwam het niet. De Gemeynte van Bocholt heeft op 5 maart 1566 deze betalingsverplichting van Filips overgenomen.
Na de gevangenneming van Filips de Montmorency hebben zijn moeder en vrouw pogingen ondernomen om hem vrij te krijgen, echter tevergeefs. Na de begrafenis van Filips in Weert hebben zij hun toevlucht in Keulen gezocht, waar zich ook andere edellieden uit de Nederlanden bevonden.
Tijdens het laatste intermezzo toonde Lennart Willems de afbeelding van een zogenaamde geuzennap, gemaakt van een kokosnoot, uit het museum Burg-Bentheim. Deze zou afkomstig kunnen zijn van Filips de Montmorency. Waarschijnlijk is dat het niet het geval. Er staan wel hoorns op het daarop aangebrachte wapen, maar het wapen klopt niet. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat Filips een dergelijk symbool van de geuzen in bezit zou hebben gehad. Desgevraagd achtte ook Anneleen het onwaarschijnlijk dat de nap van Philips geweest zou zijn.
Alfons Bruekers begon zijn verhaal met de opmerking dat hij zich enerzijds gedrogeerd voelde door de hoeveelheid informatie van de andere sprekers, maar anderzijds was dat mooi, omdat hij naar hen had kunnen luisteren. Hij vertelde afkomstig te zijn uit Nederweert dat een soort haat-liefde verhouding had met Weert. Nederweert was het dorp van de Galliërs en de inwoners van Weert waren Romeinen, maar verder prima volk.
Zijn verhaal was opgedeeld in vier thema’s: Geld, Grenzen, Gezag en Geloof. De thema`s werden verder uitgewerkt met voorbeelden. Een aantal daarvan volgt hierna.
Geld. De Van Hornes leefden boven hun stand. Ze hadden voortdurend geldgebrek. In 1534 werd Nederweert verpand aan Frederik van Stellaert. In 1541 vond de Blijde Incomste plaats van Filips de Montmorency. Hij werd beleend met onder meer Weert, Nederweert en Bocholt. Hij beloofde oude privileges te handhaven en geen nieuwe belastingen in te voeren. Die belofte werd ook ondertekend door Anna van Egmont als vruchtgebruikster. De nieuwe ‘machthebbers’ waren niet populair bij de bevolking. Zowel de graaf als zijn moeder werden als vreemdelingen beschouwd. Volgens Maria Luyten was Anna een dominante persoonlijkheid.
Grens. In de middeleeuwen waren er conflicten tussen de inwoners van Nederweert met Someren over heidevelden. Die waren economisch van belang voor het houden van schapen en het steken van turf. In 1375 werd er een eik, genaamd de Kruiseik, geplant om de grens af te bakenen. Dat bleek niet afdoende, conflicten bleven. In 1481 werd de vrede van Nederweert met een nieuwe grens gesloten. Dat was geen eeuwige vrede. In 1547 vond er er een overval plaats van Nederweertenaren op Someren. Er werden paarden, kleren en karren geroofd. Een onderhandelaar van Someren werd in Nederweert in een waterput geworpen. Na een arbitrage werd tussen Brabant en Nederweert de zogenaamde Meulenstatpaal geplaatst.
Gezag. Ook tussen Weert en Nederweert was het niet altijd pais en vree. Anna van Egmond was verbolgen over het optreden van de Nedeweertenaren. Op kerstnacht 1547 trok de schout van Weert met 100 schutters naar de kerk van Nederweert, waar de inwoners voor de nachtdienst bijeen waren. Een aantal burgers verschanste zich in de kerktoren, waar zij het twee maanden uithielden. Nadat de schutters de kerk binnengedrongen waren, voerden zij de `raddraaiers` gevankelijk naar het kasteel van Weert. Anna van Egmond eiste voor hun vrijlating een hoog losgeld.
Geloof. De pastoor van Weert, Thomas van Spranckhuijsen ,had zich bekeerd tot de `nieuwe` godsdienst. Het lukte echter niet de Nederweertenaren tot de nieuwe godsdienst over te halen. Met Pasen 1566 werd een (tweede) poging daartoe ondernomen. Walburgis ging met Thomas van Spranckhuijsen naar de kerk in Nederweert om het nieuwe geloof aan de man te brengen. Dat mislukte jammerlijk. De kerkgangers tierden, schreeuwden en ‘kloterden’ met de klompen. De vrouwen van Nederweert zetten hun ‘beste klomp’ voor. Als beloning kregen de vrouwen van Nederweert de ereplaatsen in de kerk namelijk de zuidzijde, de epistelzijde. In de woelige winter 1566/1567 werd de kerk bewaakt. Filips de Montmorency was tijdens deze gebeurtenissen niet in Weert, maar op reis voor koning Philips II, El Rey, van Spanje. Na zijn terugkeer in Weert prees hij de Nederweertenaren voor hun verzet.
Alfons Bruekers beëindigde zijn verhaal met de constatering dat Filips de Montmorency in zijn leven te maken had met twee grote dilemma`s: de trouw aan Spaanse koning en het verschil in godsdienst tussen hem en zijn moeder Anna Van Egmond en zijn echtgenote Walburgis van Nieuwenaer.
Het symposium werd afgesloten met een fragment uit de musical ‘Graaf van Horne’, waarin Filips de Montmorency op diverse locaties in Weert het lied ‘loatj mich’ zong, eindigend bij zijn grafsteen in de Sint Martinuskerk.
Peter Korten dankte de sprekers voor hun interessante en boeiende lezingen en overreikte hen als blijk van waardering een kistje met voor uw verslaglegger onbekende inhoud.