Foto’s: Jack Duijf; tekst: Wil Filott
Op 2 juli 2024 vond de aftrap plaats van de 18de editie van de Cultuurhistorische zomer met een bezoek aan Neer. Ondanks het feit dat op dezelfde tijd een 22-tal jongemannen uit Nederland en Roemenië in München een balletje aan het trappen waren, wat ook nog rechtstreeks op schermen in huizen, cafés en pleinen te zien was, was de opkomst in Neer groot te noemen. Zo’n 150 liefhebbers van regionale cultuurhistorie hadden plaatsgenomen in de banken van de statige Sint-Martinuskerk.
De bezoekers werden welkom geheten door Tjeu Scheepers en pastoor Patrick Lipsch. Ook Peter Korten sprak een welkomstwoord uit. Hij deelde mee dat Nederland tegen Roemenië leidde. Gejuich bleef achterwege. Dat was uiteraard passend in deze gewijde omgeving.
Verder vertoonde Peter een foto waarop hij de Paus de folder van Gluren bij de buren, editie 2024, overhandigde. De Paus leek er zeer verguld mee te zijn. Wegens omstandigheden was het voor hem helaas niet mogelijk om in Neer aanwezig te zijn.
Peter bedankte de organisatie in Neer en het kerkbestuur. Gluren bij de buren is gratis maar niet kosteloos. Daarom was er een collecte voor een vrijwillige bijdrage. Tjeu Scheepers zorgde voor de verdeling van de bezoekers in 6 groepen die 6 locaties zouden bezoeken.
In de Romeinse tijd werd de plaats Nera genoemd. Langs Neer loopt de Neerbeek. Neer had de bijnaam watermolendorp. Op het hoogtepunt telde het dorp 5 watermolens. Ook andere bedrijven waren goed vertegenwoordigd. In de 18de eeuw telde Neer 5 bakkerijen, 4 timmerbedrijven, 3 hoefsmeden, 1 zadelmaker, 5 brouwerijen en 23 café s. Een van de oude monumentale gebouwen in Neer is de voormalige school, die in 1818 gebouwd is nabij de kerk. Omdat de gezinnen in Neer kinderrijk waren, was er al gauw behoefte aan een groter schoolgebouw. Er werd dan ook in 1850 een nieuwe school gebouwd. De oude school werd omgebouwd tot gemeentehuis en stalling voor de brandspuit. Thans is het een horecagelegenheid.
Het huis van de veldwachter, die ook lantaarnopsteker was, lag op een hoog punt in dorp, vanwaar hij de hele bevolking in de gaten kon houden.
Een aantal inwoners van Neer was van mening dat Neer verfraaid moest worden met een kunstwerk. De plaatselijke kunstenaar Jos Dirix werd gevraagd om daar zijn gedachte eens over te laten gaan. Tijdens een wandeling zag hij een tochtige koe lonken naar een stier in een naburig weiland. Helaas stond er prikkeldraad tussen de weilanden.
Na enkele vergeefse pogingen lukte het de stier toch de hindernis te nemen en bij het koetje te komen. Jos Dirix kwam toen op het idee een standbeeld van een stier te maken. Een beeld dat kracht en doorzettingsvermogen uitstraalt; symbool voor eigenschappen van de bevolking van Neer.
De eerste molen zou rond 1343 gebouwd zijn. Het huidige molenaarshuis dateert volgens de muurankers uit 1717. Het molengebouw is waarschijnlijk in dezelfde periode gebouwd. Op een luik van de molen staat wel “Anno 1796“(Franse Tijd!), maar dat jaartal verwijst niet naar het jaar van de bouw.
De molen vervulde, naast de maalfunctie, eeuwenlang ook een sociale functie in het dorp. Het was een ontmoetingspunt waar de dorpsbewoners nieuwtjes uitwisselden.
In 1964 is de stuw die het water voor de molen opstuwde om voldoende kracht te ontwikkelen om het molenrad in beweging te brengen, afgebroken. De molen is in 2002 gerestaureerd en na een jarenlange “strijd“ met het waterschap is ook de stuw hersteld. De molen is nu weer maalvaardig.
Het molenhuis is na jarenlange leegstand en vandalisme in 2016 door twee ondernemende mensen uit Neer aangekocht, gerestaureerd en verbouwd. Er zijn nu 5 appartementen en een horecagelegenheid in het molenhuis. Zowel het molenhuis als het molengebouw zijn rijksmonumenten. Op een tweetal stenen in de gevel van het molengebouw is aangegeven hoe hoog het water stond bij het hoogwater in 1993 en 1995.
Hij vertelde over de verontreiniging met cadmium van de Neerbeek. De Neerbeek wordt onder meer gevoed door de Tungelroyse beek. Deze laatste beek was in het verleden sterk vervuild door de Budelse zinkfabriek. Het vervuilde water kwam ook in de Neerbeek terecht. Bij overstromingen kwamen de vervuilende stoffen ook op het overstroomde land terecht. Er is een begin gemaakt met het schonen van de grond.
Bij het hoogwater in 1993 en 1995 hadden zo`n 130 woningen in Neer water in huis. Op advies van de commissie Boertien II kwam er een fysieke bescherming voor die woningen. Burgerinitiatief leidde ertoe dat er een stuw met bypass in de Neerbeek kwam. Neer zou nu beschermd moeten zijn tegen wateroverlast.
Bayer, thans BASF, eigenaar van Nunhems Zaden, heeft als “natuurcompensatie” voor de uitbreiding van kassenareaal gelden ter beschikking gesteld voor onder meer de reconstructie van de Schans van Neer. Die schans werd in 1624 met toestemming van de graaf van Horne aangelegd als schuilplaats voor de inwoners van Neer voor het geval er plunderende troep kwamen.
Op de schans werden houten huisjes gebouwd. De verhoopte bescherming op de schans bleek ijdel. In 1646 werden het dorp en de schans in brand gestoken door troepen uit Hessen. Bij archeologisch onderzoek zijn slechts weinig resten van de schans gevonden.
De Kwirloop is een klein stroompje dat in de dorpskern onder de weg door stroomt naar de Neerbeek. In 1483 stond er de Kwirmolen, een molen waar schors van eiken werd vermalen voor het looien van dierenhuiden tot leer.
Over de Kwirloop lag de gasthuisbrug, vernoemd naar een huis waar pelgrims en hulpbehoevenden onderdak konden vinden. De Kwirmolen lag bij een van de poorten van Neer.
Het gebied tussen de Kwir en de kerk heette “De Vrieheyt”. De Kwirloop heeft altijd water, ook in zeer droge tijden. Dat komt omdat dat beekje gevoed wordt door kwelwater uit de Peellandbreuk.
Bij de Kwir ligt een in 1667 door notaris Johannes Tobben gebouwd huis. Daarin is later een jeneverstokerij gevestigd geweest. Vermeldenswaard is dat de ketel van die stokerij is omgesmolten om een klok voor de kerk te maken. Heden ten dage is in het huis een 3D printbedrijf gevestigd.
De Heemkundekamer is een mooie ruimte waar de heemkundevereniging ”Oos Naer” terecht trots op mag zijn. Voor deze locatie was gekozen omdat een voettocht naar het onderwerp van zijn praatje, namelijk het klooster Keijzersbosch, te ver zou zijn.
De eerste vermelding van het klooster Keijzersbosch, Curtis Cheijserbosch, dateert uit 1185. De naam Keijzersbosch heeft niets met een keizer van doen maar duidt op een veldnaam “Geijs(er)” voor hogere zandgronden; een benaming die in Limburg wel meer voorkomt.
De echte stichtingsdatum van het klooster is niet achterhaald. Wel is bekend dat in 1246 zusters van het klooster van Averbode naar Neer zijn gekomen.
In de 13de eeuw verwierf het klooster patronaatrechten van onder meer Heeze, Leende, Helden, Nunhem, Haelen, Buggenum en Roggel. Aan die patronaatsrechten waren inkomsten verbonden. In 1350 was Aleyda van Horne priorin van het klooster. Het klooster mocht zich verheugen in de gunst van de Van Hornes. Vijf leden van het geslacht van Horne hebben hun laatste rustplaats in het klooster gevonden.
De zusters waren allengs meer en meer afkomstig uit de lage adel. Dat had voor het kloosterleven funeste gevolgen. De regels werden versoepeld. De zusters hoefden niet meer als slotzusters te leven. Zij gingen burgerkleding dragen. De kloostergemeenschap ging in 1617 teloor toen wegens misstanden de laatste 4 zusters naar huis werden gezonden.
Er vond wel – wat we nu zouden noemen – een doorstart plaats. Er waren geen adellijke zusters meer, de gebouwen werden hersteld. Er ontstond een bloeiende gemeenschap. Tijdens de Franse tijd kwam er een definitief einde aan dit klooster.
Op 10 februari 1797 werden de zusters het klooster uitgezet. Er waren toen 22 slotzusters en 8 lekenzusters. Van de kloostergebouwen resteert alleen nog de voormalige proosdij. Deze is een tijd in gebruik geweest als boerderij maar is nu in zekere zin in oude glorie hersteld.
De eerste kerk in Neer bestond waarschijnlijk al onder Karel de Grote. De huidige kerk is gebouwd in 1909 en is een neogotische kruisbasiliek. Het onderste deel van de toren dateert uit de 14de eeuw. In de muur van de toren bevindt zich een steen met in het latijn de tekst “gewijd in het jaar des Heren 1447 op de feestdag van de Heilige Egidius”.
De toren is in de oorlog opgeblazen. In 1954 is de toren weer opgebouwd. De kerk bezit veel kerkschatten zoals oude beelden van heiligen, een neogotische monstrans uit de 19de eeuw en het oudste wierookvat van Nederland.
De preekstoel en de twee communiebanken zijn rijk versierd met houtsnijwerk. Het hoofdaltaar heeft een mooi drieluik. Het interieur van de kerk is diverse malen veranderd naar de luimen van de dienstdoende pastoors. In de kerk zijn in het koor een aantal gebrandschilderde ramen aangebracht, vervaardigd door Max Weiss. In de westgevel bevindt zich een gebrandschilderd raam van Charles Eyck. De kerk is in 2018 gerestaureerd en het interieur ziet er fris en mooi uit.
Na de rondleiding was er gelegenheid om van een drankje te genieten in gemeenschapshuis De Hamaeker. De meeste bezoekers maakten daar gebruik van. De zaal in het De Hamaeker was tot de laatste plaats gevuld.
Ook deze Gluren bij de buren was weer geslaagd. De organisatie was prima. De sprekers deskundig. De nazit gezellig en goed voor het aanhalen van oude contacten en het leggen van nieuwe. De bezoekers hebben kunnen genieten van een boeiende, interessante, leerzame en gezellige avond.
Dank aan de vele vrijwilligers uit Neer.