Exact 14 dagen nadat dr. Henk Hiddink de aftrap had verzorgd voor de nieuwste aflevering van de cursus Weerterlogie met als onderwerp “Prehistorie en Oudheid”, hield dr. Liesbeth Theunissen op 4 maart 2024 voor een gezelschap van zo`n 100 liefhebbers van de Weerter geschiedenis een bijzondere lezing over het prehistorisch grafveld op de Boshoverheide.
Bouke Kouters, de amateur-archeoloog in het bestuur, heette de bezoekers en in het bijzonder de spreekster van deze avond, dr. Liesbeth Theunissen, welkom. Hij toonde zich verheugd en blij verrast over de geweldige opkomst.
De grafvelden op de Boshoverheide
Op de Boshoverheide tussen Weert en Budel bevindt zich het grootste prehistorische grafveld van Noordwest- Europa. Grafvelden bieden enig inzicht in begrafenisrituelen in de prehistorie. Doden werden gecremeerd. De asresten werden begraven. Het was traditie om graven te markeren. Uit crematieresten kan onder meer de leeftijdsklasse en geslacht van een overledene worden afgeleid. De gemiddelde leeftijd van de gecremeerden op de Boshoverheide was ongeveer 25-30 jaar. Deze was mede zo laag vanwege de hoge kindersterfte. Naar schatting werd overigens in de bronstijd maar 10 à 15% van de bevolking begraven onder grafheuvels. In latere tijd werd wel vrijwel iedereen begraven. In de graven zijn veel urnen gevonden.
Urnenvelden zijn niet zeldzaam in Nederland. Er zijn inmiddels zo`n 750 plaatsen met urnenvelden gelokaliseerd, met name in de oostelijke helft van Nederland op zandgronden.
Het urnenveld van Boshoverheide beslaat zo`n 30 hectare. Het is een rijksmonument, maar ook recreatiegebied en militair oefenterrein. Landschappelijk ligt het op een hoog zandplateau, met veel stuifduinen.
Onderzoeken
De eerste “onderzoekers” van de urnenvelden op de Boshoverheide waren in de tweede helft van de 19de eeuw
Casimir Ubaghs en Josef Habets. Een speciale vermelding verdienen de broers Pier en Bèr Houben, amateur-archeologen uit Nederweert-Eind. De door hen in het begin van de 20ste eeuw gedane ontdekkingen leidden tot de eerste opgravingen door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).
In 1968 is er noodonderzoek op de schietbaan gedaan.
Belangrijk werk is er tussen 1984 en 1994 verricht door studenten van de Universiteit van Amsterdam. In die periode hebben 500 archeologen in opleiding gewerkt aan restauratie en consolidatie van grafvelden.
Het project Odyssee
In 2010 werd op de Boshoverheide gestart met het project Odyssee. Vanwege de beperkte duur van het project werd gekozen voor onderzoek in de breedte en niet in de diepte. Het eerste doel was het creëren van een ruimtelijk raamwerk: een kaart waarop aangegeven was waar zich belangrijke vindplaatsen bevonden en wat daar te vinden was. Zo werden 400 heuvels en 110 plaatsen met crematieresten in kaart gebracht.
Bij het onderzoek naar plaatsen waar zich vondsten van de Boshoverheide
bevonden werden 9 locaties achterhaald, waaronder het Limburgs museum in Venlo. Een bijzondere vondst werd gedaan in een museum te Mannheim. Daar werden in een magazijn 47 urnen ontdekt, afkomstig uit de collectie van Casimir Ubaghs.
Enige bevindingen
Bij onderzoek naar crematieresten werden onder meer fragmenten van kleine glazen kralen afkomstig uit Libanon en Syrië gevonden, een teken dat er ook al in de prehistorie uitwisseling en contacten over grote afstanden plaatsvonden.
Uit crematieresten werd aanvankelijk afgeleid dat er hoofdzakelijk mannen en kinderen begraven waren maar dat beeld is later bijgesteld. Een nieuwe studie wees uit dat er ook vrouwen in het grafveld zijn begraven.
Van het terrein van 30 hectare is bijna 3 hectare onderzocht. Naar schatting hebben er in de periode van 1000 tot 500 voor Christus 3135 begrafenissen plaatsgevonden. De bevolkingsgroep wordt geschat op zo`n 180 personen. Dat is een uitzonderlijk groot aantal mensen. Dat leidt tot een aantal vragen. Is de Boshoverheide van regionale betekenis geweest? Zo ja, betekent dat dat overledenen van heinde en verre naar het grafveld zijn gebracht om daar begraven te worden? Of is de Boshoverheide gewoon uitzonderlijk goed bewaard gebleven
Archeoscience
Na de pauze ging Liesbeth Theunissen in op ontwikkelingen in de archeologie.
Een belangrijk persoon daarbij is Kristian Kristiansen. In 2014 maakte hij gewag van een derde revolutie in de archeologisch wetenschapsbeoefening. Die ontwikkelingen kunnen als volgt geduid worden.
1. De eerste revolutie (1850-1860) wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van archeologie als wetenschap en ordenen van data.
2. De tweede revolutie is de periode na de Tweede Wereldoorlog toen het met gebruik van de koolstofmethode 14 C mogelijk werd om vondsten exact te dateren.
3. De derde revolutie (2014-2024) is het gebruik van big data, modelling, oud-DNA, isotopenanalyse en volgens de spreekster ook Artificial Intelligence.
Archeoscience is meer en meer teamwork geworden: van de archeoloog die nauw samenwerkt met experts in het laboratorium.
Een belangrijke methode is oud DNA–onderzoek, met name het bemonsteren van kiezen en het rotsbeen. Besmetting met hedendaags DNA moet daarbij worden voorkomen. Archeologen moeten zich nu inpakken in beschermende kleding, met handschoenen en mondkapjes. Met dit DNA-onderzoek kunnen biologische- en familierelaties worden aangetoond.
Een recente ontwikkeling is de zogenaamde strontiumisotopentechniek. Strontium komt vanuit de grond via voedsel in het lichaam. Het gehalte aan strontium verschilt per streek. Door deze techniek kan nauwkeuriger de plaatsen worden bepaald waar een persoon heeft geleefd of tijdelijk heeft verbleven. Het geeft inzicht in hoe mobiel de mensen van toen waren.
Een in de archeologie bekend voorbeeld van de resultaten van deze techniek is het zogenaamde meisje van Egtved, een skelet uit de Bronstijd gevonden in Egtved in Jutland. Men heeft lang gedacht dat het een Deense was totdat via het gebruik van strontiumisotopen vastgesteld kon worden dat ze een Duitse was uit het Zwarte Woud.
Sinds kort is het mogelijk om strontiumanalyse op verbrande resten, zoals crematieresten, toe te passen.
Door onderzoek naar verschillende skeletonderdelen, zoals tanden, rotsbeen, pijpbeen en ribben, kan ook de mobiliteit van een onderzocht persoon nauwkeurig worden bepaald. De strontiumisotopen in het rotsbeen (gevormd tijdens de eerste 2 levensjaren) kan een ander signaal geven dan het ribfragment (gevormd tijdens de laatste 5 jaar). Is iemand lokaal of komt hij/zij uit een andere regio?
Het zou mooi zijn als deze techniek toegepast zou worden op crematieresten van de Boshoverheide die in het depot worden bewaard.
Vragen
Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd druk gebruik gemaakt. Ook werden er enkele aanvullende opmerkingen gemaakt. Een deelnemer merkte op dat eind 19de eeuw mogelijk nogal wat archeologisch materiaal verloren is gegaan door opgravingen van particulieren, die de urnen verhandelden. Een geluk was volgens een andere deelnemer dat een grootgrondbezitter op de Boshoverheide een verbod had ingesteld om op zijn terrein te komen.
Peter Korten bedankte Liesbeth Theunissen voor haar interessante en boeiende lezing. In zijn enthousiasme voor het promoten van het erfgoed van Weert riep hij ter plekke Weert uit tot archeologische hoofdstad van Europa.
—————————————————————————————————————————————————————————————-
Veel dank aan Liesbeth Theunissen voor het nazien van een eerdere versie van dit verslag en het ter beschikking stellen van afbeeldingen.