Het geschied- en oudheidkundig genootschap de Aldenborgh herdenkt dit jaar dat het 85 jaar geleden in hotel De Engel aan de Korenmarkt te Weert is opgericht. Het jubileumjaar werd op 15 januari jl. geopend met een feestelijke avond met diner bij Brasserie-Hotel Antje van de Statie.
De koks hadden zich bij de gerechten laten inspireren door een menu, dat 6 september 1937 werd gereserveerd ter gelegenheid van een bezoek van leden van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG) aan Weert.
Welkomstwoord
De 150 gasten werden door bestuursleden van de Aldenborgh verwelkomd en naar de voor hen gereserveerde plaatsen begeleid. Voorzitter Peter Korten heette de gasten welkom en zei blij te zijn met de geweldige opkomst: een volgeboekt huis en een blijk van belangstelling voor de eigen historie en cultuur.
Hij heette in het bijzonder welkom pater Gerard Heesterbeek, franciscaan, Raymond Vlecken, burgemeester van Weert, Jacques van Rensch en Jos Schatorjé, voorzitter resp. vicevoorzitter van het Koninklijk LGOG, Lei Ramakers, de vaste buschauffeur bij excursies van de Aldenborgh, Arjanne van Voorst, beheerster van de website en de koks Paul Silverentand en Emmanuel Mertens.
Vervolgens gaf hij het woord aan pater Heesterbeek en burgemeester Vlecken om de opening van de feestavond te verrichten. Burgemeester Vlecken liet de eer om als eerste te spreken over aan de vertegenwoordiger van de geestelijke stand.
De openingstoespraken
Pater Heesterbeek opende met de Franciscaanse groet: pace et bene (vrede en alle goeds). Hij was op verzoek van Peter Korten in vol ornaat, de bruine Franciscaner pij, een langzamerhand verdwijnend verschijnsel in het straatbeeld van Weert, waar de Franciscaner orde zich in 1461 had gevestigd.
Wat betreft burgemeester Vlecken onthulde hij dat die in zekere zin ook een franciscaan is. Hij heeft immers zijn middelbare schoolopleiding genoten op het Bernardinus te Heerlen, van oorsprong een school van de franciscaanse broeders. Hij feliciteerde de Aldenborgh met zijn jubileum en wenste het genootschap succes en een mooie toekomst. Burgemeester Vlecken bevestigde dat hij franciscaans bloed in de aderen had. Hij feliciteerde de Aldenborgh met zijn jubileum en benadrukte het belang van de Aldenborgh voor de Weerter gemeenschap.
Kort na zij benoeming als burgemeester van Weert had hij op een bijzondere manier kennis gemaakt met de Aldenborgh. Hij had een uitnodiging gekregen om het ruiterstandbeeld van Philips de Montmorency in Bocholt op te halen. Uiteraard had hij gevolg gegeven aan de uitnodiging. Het beeld werd met een huifkar in Bocholt opgehaald. Behalve het beeld werden er ook enkele kratten gekoeld bier van de plaatselijke brouwerij aan boord gehesen. Tot zijn schrik bemerkte hij dat het bier snel op was en dat er bij de tocht naar Weert nauwelijks rekening werd gehouden met verkeersregels; en dat met hem als eerstverantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid aan boord. Er waren bijvoorbeeld geen verkeersregelaars ingeschakeld. Peter Korten merkte op dat dat wel het geval was. nl. de schutterij van Bocholt, hetgeen tot enige hilariteit bij de gasten leidde. Maar de tocht verliep verder “vleckeloos”.
Het menu
Meester-kok Emmanuel Mertens, geboren en getogen in het pand van Antje van de Statie, gaf een toelichting op het menu.
Het voorgerecht: potage à la reine (koninginnensoep), oorspronkelijk gemaakt van paddenstoelenbouillon, gevogeltebouillon en amandelbouillon met groente. Deze avond staat een wat eenvoudiger potage à la reine op het menu.
Het hoofdgerecht: rundertong of parelhoen. Rundertong wordt beschouwd als orgaanvlees maar is in feite spiervlees. De tong van een rund is immers de hele dag in beweging.
Het parelhoen is klaargemaakt op de wijze van Coq au vin. Het dessert: een stoofpeertje met ganache, zacht van structuur, en vanille-ijs.
Na het uitbrengen van een heildronk opende Peter Korten de tafel, niet met een uitgebreid gebed zoals vroeger gebruikelijk was maar met een citaat van de legendarische pater Willem Sangers: “Heer, ge weet hoezeer wij u beminnen, laat ons daarom maar snel beginnen”.
De Rogstaekers
Na de potage werden de gasten verrast met een bezoek van de 78ste Stadspreens Ruud I – kleinzoon van Daan Tuuënisse vanne Binnenmuuële – van De Rogstaekers met gevolg waaronder Vorst Jasper Heesakkers.
Na het belang van De Aldenborgh als hoeder van het cultureel erfgoed benadrukt te hebben, onderscheidde de Rogstaekersprins Peter Korten met de Orde vanne Boonte Muuële. Peter overhandigde daarna een exemplaar van het boek “Parel van de heide” van Frits Nies aan de prins.
Bart Maes, President van de Samenwirkende Limburgse Vastelaovesvereniginge (S.L.V.), bracht naar voren dat in 1619 in Weert al vastelaovend gevierd werd. En nu, in 2024, is Weert de opvolgster van Keulen als Carnavalshoofdstad van Europa. Ook het S.L.V. verleende Peter Korten een onderscheiding van groot formaat.
De sectie Oeganda
Vervolgens werden foto’s getoond met Jean Kiggen, een jongen uit Laar, die na zijn priesterwijding naar de missie in Oeganda is vertrokken. De bevolking van Weert bleef hem steunen en zorgde zelfs voor een kapelboot op de Nijl. Pater Jean Kiggen leek in het tijdperk van Amin Idi in vergetelheid te zijn geraakt te zijn. Gebleken is echter dat zijn naam in Oeganda nog voortleeft in de Fr. John Kiggen Memorial Colleges. Recent is zelfs ontdekt dat de Aldenborgh ook in Oeganda een afdeling heeft.
Deze sectie Oeganda feliciteerde in een filmpje met een enthousiaste, levendige dans de Weerter Aldenborgh met zijn 85-jarig jubileum.
Een danser droeg daarbij een bord met een in foutloos Wieërts geschreven felicitatieboodschap. Ze zouden zo lid kunnen worden van Veldeke Wieërt. Aan de uitspraak van het woord “gruuëts” moet nog wel wat aandacht worden besteed.
Nota Bene: het bestuur van de Aldenborgh overweegt om leden van de sectie Oeganda uit te nodigen voor het volgend jubileumdiner. De bestuursleden aarzelen nog over een bezoek aan Oeganda, bevreesd als zij zijn dat ze daar halfnaakt een dans moeten opvoeren.
De tafelredenaars
Een drietal “tenoren”- beter gezegd “nestoren” – van de Aldenborgh hield tussen de gangen door korte causerieën.
Mr. Herman Mathijsen vertelde dat hij in 1964 lid was geworden nadat hij in 1963 een
lezing had gehouden over de Sint Martinuskerk. Zijn hobby is genealogie. Hij verhaalde hoe hij in verloren gewaande familiearchieven van de adellijke familie de Riquet de Caraman die een speciale band met Weert heeft, onderzoek heeft gedaan. Deze familie verkocht in 1841 de ruïne van kasteel de Nijenborgh aan Louis Beerenbroek, voormalig burgemeester van Weert.
Ook hij onderstreepte het belang van de Aldenborgh voor Weert. Verder bracht hij enkele desiderata voor verder onderzoek naar voren, zoals dat naar het Frans kadaster. Hij pleitte ook voor het bewaren en toegankelijk maken en houden van het oeuvre van Emile Haanen. Peter Korten kon hem wat dat laatste betreft geruststellen.
Mr. Thijs Stultiëns vertelde over het drukke leven van zijn vader als “köster” van de Sint Martinuskerk. Door de week waren er s`ochtends drie missen, om 6.30 uur, om 7.30 uur de kindermis en om 8.15 of 9.00 uur nog een mis. Vaak werden die dan gevolgd door een begrafenis- en/of huwelijksmis.
Begrafenismissen werden soms snel opgevolgd door huwelijksmissen. Het was dan een uitdaging om de parafernalia van de begrafenismis op te ruimen en voor de huwelijksmis de loper van het altaar tot de kerkdeur rimpelloos uit te rollen.
Er vonden ook nog zogenaamde stille missen in de zijkapellen plaats. Die werden opgedragen door priesterleraren van het Bisschoppelijk College en door missionarissen die tijdelijk in Weer verbleven. `s Middags was er haast iedere dag om 15.00 uur een doopplechtigheid en om 17.00 uur een lof.
`s Zondag begonnen de missen iets later en was er om 9.15 uur een plechtige hoogmis met drie heren, gevolgd door stille missen met preek. Aan priesters was er in die tijd geen gebrek. De taken van de koster waren onder meer het klaarleggen van de misgewaden en het heilig vaatwerk (kelk, pateen, ciborie), inspectie van het kerkgebouw en ophalen van de gezinsbijdragen. De scheiding tussen kerk en staat was in Weert niet helemaal doorgevoerd: de priesters kregen een stipendium van de gemeente.
Ir. Alfons Bruekers hield een verhaal met als titel: “Nog lang niet uitgeteld”. Als vroeger iemand de leeftijd van 80 jaar bereikt had, hield men op met tellen. Zo`n leeftijd kwam nauwelijks voor. Een dergelijk persoon werd octogenarius genoemd, ongeacht hoeveel jaren hij boven de 80 was. Dat gold niet voor de Aldenborgh. Die was het aan zijn stand als historische vereniging verplicht de juiste leeftijd bij te houden.
Hij vertelde dat de Nederweertenaren, die zich met vastelaovend Pinmaekers noemen, de uitvinders van de kalender waren. Als zij vroeger in de Peel turf gingen steken, staken zij iedere dag een houten pin in de gestoken turf. Als er zeven pinnen gestoken waren, was het zondag en tijd om naar de kerk te gaan.
Veel verder ging de telkunst in Nederweert blijkbaar niet, want bij de viering van een aantal jubilea in Nederweert zat men er wel eens flink naast, zoals bij de viering van 100 jaar aanwezigheid van de zusters Franciscanessen en de viering van 100 jaar muziekbeoefening. Ook de datering van de eerste steen van de Sint Lambertuskerk leverde de nodige jaartallen op.
In 1933 ontstond er in Nederweert een conflict tussen twee jonge vaders over het antwoord op de vraag wiens kind de 7000ste inwoner van de gemeente Nederweert was. De 7000ste inwoner zou een spaarbankboekje met 25 gulden krijgen. De vraag was wat telde: het tijdstip van de geboorte of van de geboorteaangifte bij de gemeente. Burgemeester Van Uden besliste dat het tijdstip van de aangifte doorslaggevend was. Dat viel bij de vader, wiens kind het spaarbankboekje misliep, niet in goede aarde. De kwestie liep zo hoog op dat er met een hagelgeweer op de burgemeester, die in zijn blote bast voor een raam stond, werd geschoten. Hij overleefde die aanslag maar wel met een enigszins korrelig lijf.
Alfons sloot af met drie conclusies:
1. tellen lijkt niet de sterkste kant van inwoners van het Land van Weert;
2. maar dat geldt niet voor de Aldenborgh. Die kan wel goed tellen;
3. de Aldenborgh als octogenarius-plus is springlevend en nog lang niet uitgeteld.
De jubilarissen
Na het voortreffelijk dessert was het woord aan mr. dr. Jacques van Rensch, voorzitter van het LGOG. Hij prees zich gelukkig een groot aantal leden van het LGOG te mogen feliciteren met hun langjarig lidmaatschap van het LGOG. Hij spelde hen een LGOG -speldje op voor hun 25, 40 en 50-jarig lidmaatschap. Een bijzonder woord was er voor Herman Mathijsen. Die was 60 jaar lid, een zeldzaamheid. Zo zeldzaam dat er zelfs geen LGOG-speldje voor bestond. Het LGOG had daarom speciaal voor deze jubilaris een oorkonde laten vervaardigen, die hij aan Herman Mathijsen overhandigde.
De jubilarissen van het LGOG zijn:
60 jaar
mr. H.J.M.E. Mathijsen
50 jaar
F.W.J.H. van Tuel sr.
L.A.M. Stroekxs van den Broek
P.M. Roost
40 jaar
J. van Cauteren
H. LInskens
P.M.M. van Wegberg
A.M.G.C. van Wegberg-Veugen
H.P.B. Haex
F. Veugen
P.J.G.A. Hermans
25 jaar
A.H.M. Verheggen
G.J.E. van Diepen
J.H.M. Peeters
F.H.A. Peeters-Munnecom
Na het eerbetoon aan de jubilarissen eindigde de feestelijke en geslaagde avond, waarvan de bezoekers hebben genoten en goede herinneringen aan hebben overgehouden.
N.B. Veel dank aan het personeel van Antje van de Statie dat er op een voortreffelijke manier in geslaagd 150 gasten van heerlijke spijzen en dranken te voorzien.
Slot
De avond kan niet beter beschreven worden dan met de woorden in een reactie van een bezoeker uit het verre, kille Holland.
“Het was een geweldig feest, echt een groot feest. De organisatie was perfect, de toespraken humorvol en informatief. En het menu was een feest; 85 jaar geleden wisten ze hoe het moest en op 15 januari 2024 was dat nog altijd zo”.