Dit verhaal gaat over een dramatische gebeurtenis medio achttiende eeuw aan het kanaal in Weert.
Wat gebeurde er op 14 februari 1854 aan het kanaal?
De 29-jarige Petronella Verdonkschot, naaister van beroep, ging op 14 februari 1854 `s avonds na negen uur naar haar ouderlijk huis op de Boshoverschans.i Het was donker. Het was een koude winteravond. De maan bevond zich in het eerste kwartier.
Zij kwam van de woning van Jan Leonard Hubert Schieffer, doctor in de medicijnen, in de Langstraat, waar zij die dag als naaister gewerkt had. Even voor half tien ging ze naar de winkel van André Broens in de Beekstraat om garen te kopen. Klokslag half tien hoorde Pieter Schrijnwerkers, wonend op Boshoven, nadat hij over de kanaalbrug was gelopen, lopend op de kanaaldijk richting Sluis 16, een schot op ongveer 25 passen van de veldweg naar Vrakker.ii Ook zag hij vuurflitsen. Onmiddellijk daarop haastte een persoon die hij niet herkende, zich in de richting van de akkers. Na een ongeveer 30 of 40 passen keerde die persoon om en liep terug naar de dijk.
Pieter Schrijnwerkers ging naar de plek waar hij meende dat het schot was gelost. Daar vond hij op de benedendijk een menselijk lichaam met het gezicht naar de grond. Hevig geschrokken ging hij naar huis.
Pieter Verwielen, wonend op Vrakker, en Johannes Adriaans, wonend op Boshoven vonden even na tien uur een vrouw, bewusteloos liggend op de grond op de kanaaldijk in de buurt van de Meleweg, ernstig gewond aan haar hoofd.iii Zij herkenden haar: Petronella Verdonkschot. Petronella werd naar het huis van haar vader op de Boshoverschans gebracht.iv De volgende morgen werd haar geneeskundige hulp verleend, tevergeefs. Petronella overleed `s avonds om tien uur in het huis van haar vader “zonder iets te hebben kunnen zeggen of mededelen”.

Uittreksel uit het bevolkingsregister 1850-1860 gemeente Weert.
Uit de obductie van het lijk, uitgevoerd door de geneeskundigen Jan Jozef Herfst en Leonard Schieffer, bleek dat het hoofd van Petronella verbrijzeld was door een schot. Een loden kogel was aan de achterkant van haar hoofd binnengedrongen en was boven het linkeroog blijven steken. De kogel, die uit de hersenen werd verwijderd, was 6 à 8 Nederlandsche strepen diameter groot.v Deze kogel had haar dood veroorzaakt.vi

Odakapel 1962, foto: G. Th. Delamarre. https://commons.wikimedia.org
Ligging woning van de vader van Petronella Verdonkschot, Jan Verdonkschot, aangegeven met een druppel, op de Boshoverschans tussen Odakapel en school.

Geboorteakte Petronella Verdonkschot.

Akte van overlijden van Petronella Verdonkschot.
Petronella Verdonkschot is op 10 november 1824 om vier uur na de middag geboren te Weert in het huis van haar ouders aan de Maaspoort te Weert.vii Haar ouders zijn Jan Verdonkschot, dagloner, geboren te Someren, en Joanna Maria Laemers, geboren te Weert. De geboorte-aangifte en het tonen van de boreling aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vond op 12 november 1824 plaats bij schepen Johan Eustachius Janssens van Weert. Getuigen waren Godfried van Tuijl en Jan Mooris, beide landbouwers te Weert.
Petronella Verdonkschot overleed op 15 februari 1854 om 10 uur `s avonds in het ouderlijk huis op het gehucht Boshoven. Aangevers van haar overlijden waren Peter Jozef Stocken, landbouwer, en Simon Beijens, dienstknecht.
De ouders van Petronella Verdonkschot, Joannes Verdonschot en Joanna Maria Laemers, zijn op 26 juni 1815 getrouwd te Weert. Beiden woonden toen op Hushoven. Joannes Verdonschot is op 26 maart 1785 geboren te Someren en op 30 december 1864 overleden op Boshoven. Joanna Maria Laemers is op 5 april 1787 geboren te Weert en op 8 april 1850 ten gehuchte Boshoven overleden.

Uitsnede uit huwelijksakte Jean Verdonschot en Jeanne Marie Laemers.
Wie had geschoten op Petronella Verdonkschot?
Als verdachte van de aanslag op Petronella kwam al snel Seraphin Nozeman, huisschilder van beroep, in beeld. Hij had Petronella al een tijdje het hof gemaakt. Ze hadden zogezegd verkering. Hij had de gewoonte om Petronella `s avonds op te zoeken bij de klanten, waarvoor zij werkte, om haar naar huis te vergezellen. Petronella had al verscheidene malen aan hem te kennen gegeven daarmee te stoppen. Petronella werkte ook regelmatig als naaister voor Maria Sallemans, de vrouw van brugwachter Van Quaelle. Maria Sallemans had een herberg. Petronella had Maria Sallemans gevraagd haar te helpen Seraphin te doen geloven dat een ander haar een huwelijksaanzoek had gedaan. Seraphin had Petronella verboden om nog naar het huis van de Van Quaelles te gaan. Hij had gedreigd dat het slecht met haar zou aflopen als zij toch daar naartoe zou gaan.
Maria Sallemans, de vertrouwelinge van Petronella Verdonkschot, is geboren op 9 oktober 1811 te `s Hertogenbsch. Zij is op 9 september te Utrecht getrouwd met Urbanus Lodewijk van Quaelle, geboren in 1801 te Sint Niklaas, België.
Urbanus van Quaelle was brugwachter in Weert. Hij is op 26 december 1858 overleden te Weert. Het echtpaar Van Quaelle-Sallemans woonde toen aan de Beekpoort.

Uittreksel uit het bevolkingsregister 1850-1860 gemeente Weert.
Maria Sallemans is op 16 november 1859 op 48-jarige leeftijd te Rotterdam in tweede huwelijk getrouwd met de 23-jarige Henricus Hubertus Everaers, geboren op 28 februari 1836 te Weert en overleden op 26 april 1873 te Rotterdam. Op 12 augustus 1874 is zij in derde huwelijk getrouwd met Hendrikus Rijken Hendriks, geboren circa 1811 te Afferden, Limburg, en overleden op 10 februari 1888 te Rotterdam. Maria Sallemans is op 26 september 1885 overleden te Rotterdam.
Onderzoek door de rechtbank van Roermond
Op 16 februari 1854 kwamen de rechter-commissaris, de substituut-officier en de griffier van de rechtbank te Roermond naar Weert om een onderzoek naar de toedracht van de aanslag in te stellen. Er werden getuigen gehoord. Er was bekend dat Petronella Verdondonkschot meermalen geprobeerd had de relatie met Seraphin Nozeman te beëindigen, waarbij ze voorgewend had een andere vrijer te hebben. Seraphin had haar ook bedreigd als zij ondanks zijn verbod weer naar Maria Sallemans zou gaan. Seraphin zou een zeer losbandig en afkeurenswaardig leven leiden. Van Petronella Verdondonkschot werd gezegd dat zij van geheel onbeproken gedrag was. Deze bedreigingen en verschillende door Seraphin gemaakte opmerkingen maakten dat hij als verdachte in aanmerking kwam. Seraphin Nozeman werd dan ook gearresteerd. Op dezelfde dag werd hij in het bijzijn van de heren van het gerecht geconfronteerd met het lijk van Petronella. Bij de confrontatie bleef hij “kalm en ijskoud, schudde met het hoofd, streek zijn haren wat terzijde en nam heel bedaard een snuifje enz. Welke kalmte en koude bij het vermoorde lijk zijner beminde!”viii
Seraphin Nozeman werd onder begeleiding van de marechaussee naar de gevangenis in Roermond overgebracht. De arrondissementsrechtbank te Roermond verzocht begin maart 1854 aan de Procureur–Generaal bij het Provinciaal Gerechtshof in Limburg te onderzoeken of er termen aanwezig waren om de zaak tegen Seraphin Nozeman door dat gerechtshof te laten behandelen. Dat bleek het geval te zijn. De zaak werd verwezen naar het Provinciaal Gerechtshof.ix

Geboorteverklaring Seraphin Antoon Nozeman in de stad Sittard.
Seraphin Nozeman is geboren te Sittard. Op 23 juli 1828 deed Cornelis Franciscus Nozeman, “boekhouder bij het kantoor in- en uitgaande regten” daar aangifte van de geboorte op die dag van zijn zoon Seraphin Anton Nozeman. De moeder van de boreling is Helene Randeraad/Randerath, geboren 2 december 1798 te Wassenberg, Duitsland, en overleden op 2 februari 1878 te Weert, echtgenote van Cornelis Franciscus Nozeman.
Seraphin Nozeman woonde in 1854 nog bij zijn ouders in de Molenstraat te Weert. Vader Nozeman werd als ambtenaar van de belastingen vaak overgeplaatst. Zijn laatste standplaats was Weert. De familie Nozeman woonde in de Molenstraat op nummer 11 met zeven kinderen. Seraphin was de oudste. Uit de geboorteplaatsen van de kinderen, vermeld in het bevolkingsregister 1850-1860 van de gemeente Weert, blijkt de “zwerftocht” van de familie Nozeman: Sittard, Tilburg, Katwijk, Sittard, Cuijk, Beegden en Tilburg.

Uittreksel uit het bevolkingsregister 1850 1860 gemeente Weert. Bron: https://www.familysearch.org/
Vader Cornelis Nozeman is op 26 juli 1793 geboren te Rotterdam. Hij was visiteur bij de belastingdienst.x In 1857 is door de koning aan C. Nozeman, “visiteur der in- en uitgaande regten en accijnzen” te Weert een pensioen toegekend van fl 560.xi Na zijn pensionering is hij in Weert blijven wonen. Volgens het bevolkingsregister 1860-1880 woonde hij toen op het adres Molenstaat 31c. Uit een verwijzing naar folio 48 kan worden opgemaakt dat er in hetzelfde pand ook een gezin Kneepkens woonde.xii Cornelis Nozeman werd op 25 mei 1873 tijdens het kaarten in de sociëteit Amicitia door een beroerte getroffen en overleed enkele ogenblikken daarna.xiii

Markt in Weert met links Sociëteit Amicitia rond 1900 xiv https://studiezaal.erfgoedhuisweert.nl/
Seraphin Nozeman voor het Provinciaal Gerechtshofxv
De aanklacht
Seraphin Nozeman stond op 22 juni 1854 terecht voor het Provinciaal Gerechtshof in Limburg te Maastricht. Hij werd ervan beschuldigd de 29-jarige Petronella Verdonkschot, gewoond hebbend op de Boschhoverschans in de gemeente Weert, met voorbedachten rade vermoord te hebben. Als reden voor deze moord werd in de beschuldiging vermeld dat Petronella ondanks het verbod van Seraphin Nozeman de vrouw, die pogingen deed om Seraphin van Petronella te verwijderen, weer was gaan bezoeken. Volgens de aanklacht was Nozeman een geweldadige man, met een driftig karakter, die zich soms te buitenging aan drank. Hij zou voor en na de dood van Petronella Verdonschot verscheidene uitlatingen hebben gedaan die erop wezen dat hij de dader van de misdaad was. Het Openbaar Ministerie had 42 getuigen à charge en 8 à décharge opgeroepen.
Hoe stond het met de verkering tussen Seraphin en Petronella?
Seraphin Nozeman ontkende pertinent dat hij de moord had gepleegd. Hij zei dat hij maanden verkering had gehad met Petronella en dat zij zouden trouwen. Hij weigerde aanvankelijk uitleg te geven over diverse omstandigheden, die hem verdacht schenen te maken, en evenmin over opmerkingen die hij had gemaakt.

Zitting van het Provinciaal Gerechtshof te Maastricht in het gerechtsgebouwxvi. Tekening Philippe van Gulpen circa 1850.xvii
De getuigen Elisabeth en Johannes Verdonschot, zuster, resp vader van Petronella, Maria Sallemans, Everard van de Laar, Wilhelmus Kwasters en de huisvrouw Borgée verklaarden dat Seraphin twee dagen voor de moordaanslag, op 12 februari, hen had gezegd dat Petronella de relatie wilde beëindigen. Maria Sallemans en Everard van de Laar verklaarden dat Petronella hun medewerking had verzocht om Seraphin in de waan te brengen dat een ander haar ten huwelijk had gevraagd.
Getuige Willem Vreijs verklaarde dat Seraphin hem op zondag 12 februari gezegd had dat hij wist dat Petronella weer naar de herberg van Maria Sallemans zou gaan ondanks dat hij haar dat verboden had. Seraphin had zijn misnoegen daarover duidelijk laten blijken. Hij had gezegd dat als zij dat toch durfde te doen, hij haar zou opwachten en slaan. Volgens deze getuige gebruikte hij de woorden: “dan zal ik haar een pak rammelen”.
Een andere getuige verklaarde dat hij op dezelfde zondag Petronella tegen Seraphin had horen zeggen dat zij geen zin in hem had en dat zij niets met hem te maken wilde hebben. Seraphin had toen gezegd: ”ik zal u bij avond of ontij wel vinden onder vier oogen, canaille, ik zal het u wel lappen”.
Getuige Wilhelmus Kwasters verklaarde dat Petronella hem had gezegd dat zij niets van Seraphin wilde weten. Hij had toen tegen Seraphin gezegd dat hij Petronella niet zou krijgen. Seraphin had toen gezegd: “als ik er geen pleizier mede heb, zal niemand er pleizier van hebben”.
Vader Johannes Verdonschot en zus Elisabeth Verdonschot verklaarden dat Petronella op maandag 13 februari aan het venster had gestaan toen Seraphin na een ruzie hun woning had verlaten, om te kijken of hij werkelijk weg zou gaan. Vlak daarna was een schot gevallen. Petronella had toen gezegd: nu schiet hij zich voor de kop. Seraphin ontkende een schot gelost te hebben maar er wel een gehoord te hebben.
Volgens Herman van Osch had Seraphin de 15de februari tegen hem gezegd dat Petronella bewusteloos was en dat het goed was dat zij niet meer bij keniis kwam, want dat zij anders iemand zou kunnen noemen. De vraag van Van Osch of hij de dader was had hij ontkennend beantwoord maar had er aan toegevoegd: ”het was toch goed dat die verdoemde fluit maar kapot was”.
Het moordwapen
De getuigen Jan Mathijs Leurs, huisvrouw Verstappen, Pieter Franken en Petronella Aspers verklaarden dat Seraphin enkele dagen voor de moord geprobeerd had van hen een pistool te lenen. Op maandag 13 februari `s ochtends had hij Petrus Reemers daarvoor benaderd. Echter zonder resultaat. Op die dag was hij om drie uur `s middags er in geslaagd een pistool te lenen van de douane-ambtenaar Peter Willems, een collega van zijn vader, onder het voorwendsel dat hij daarmee op een schijf van een nieuwe uitvinding wilde schieten. Hij had aan Peter Willems en diens vrouw Anna Thijssen gevraagd niets aan zijn vader te vertellen.
Met dat pistool was hij in de winkel van Laurens Sanders in de Beekstraat voor vier cent kruit, slaghoedjes en twee loden kogels gaan kopen. In aanwezigheid van Sanders had hij met het pistool in de hand getest of de kogels op het pistool pasten. Daarna was hij naar de herberg van Maria Sallemans gegaan waar hij volgens getuige Van de Laar een kogel en een knikker had laten zien, die hij gevonden zou hebben.
Op 15 februari had hij het geleende pistool aan Willems teruggegeven en hem bedankt voor de bewezen dienst. Willems was ervan overtuigd dat er gebruik was gemaakt van het wapen, dat ook kruitsporen vertoonde. De kogel die gevonden was in het hoofd van het slachtoffer, was exact van hetzelfde kaliber als de kogels die Seraphin gekocht had. Ook was die kogel afkomstig uit dezelfde mal, waarin de gekochte kogels gegoten waren.
Verklaringen van Seraphin Nozeman
Na het horen van de opgeroepen getuigen antwoordde Seraphin Nozeman op vragen van de president van het Hof en de Procureur-Generaal kalm, koelbloedig en zelfverzekerd. Hij kwam terug van zijn ontkenning van diverse feiten. Hij gaf onder andere toe dat hij op de bewuste avond Petronnella Verdonschot had ontmoet nadat zij het huis van dokter Schieffer had verlaten. Maar hij zei dat hij bij haar was weggegaan, toen zij naar de winkel van Broens ging om garen te kopen. Daarna had hij haar niet meer teruggezien.
Ook erkende hij dat hij een pistool van douanier Willems had geleend en kruit en kogels had gekocht. Hij zei dat hij om dat pistool had gevraagd om zich tegen dieven te beschermen en dat hij het gebruikt had om op een schietschijf te schieten. Vervolgens probeerde hij min of meer aannemelijke verklaringen te geven over de uitlatingen die hij had gedaan. Hij zei met nadruk dat hij onschuldig was en vroeg om zo snel mogelijk vrijgelaten te worden.
De eis van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal zette de feiten in de zaak op een rij. Het gedrag van de verdachte voor en vooral na het plegen van de misdaad verschafte volgens hem overstelpende bewijzen om de doodstraf te eisen. De Procureur-General probeerde nog de verdachte te bewegen, zijn onverschilligheid en ongevoeligheid, die hij tijdens het proces had vertoond, te laten varen, echter tevergeefs. Hij wees hem op de ernst van zijn situatie.
De advocaat van Seraphin Nozeman
Voor de advocaat van de verdachte, mr. Polis, was het zijn eerste zaak. Hij benadrukte dat niets bewees dat de verdachte daadwerkelijk de dader van de moord op het meisje Verdonschot was; ieder ander zou die misdaad hebben kunnen plegen. Veronderstellingen waren onvoldoende om de leden van het hof de innerlijke overtuiging, die nodig was om de verdachte schuldig te verklaren, te geven dat Petronella was omgebracht door de verdachte. De advocaat probeerde het zonderlinge en ongepaste gedrag van de verdachte te duiden. Hij gaf een overzicht van het doen en laten van de verdachte tussen het moment waarop hij het slachtoffer had verlaten en het tijdstip waarop zij dodelijk verwond op de kanaaldijk was gevonden. Daarmee wilde de advocaat aantonen dat de verdachte niet de dader van het misdrijf kon zijn. Mr. Polis eindigde zijn pleidooi met het verzoek om vrijlating van zijn cliënt.
Nog meer getuigen
Na het horen van de opgeroepen getuigen, de eis van het Openbaar Ministerie en het pleidooi van mr. Polis, wilde het hof na beraad nog een aantal getuigen horen. De belangrijkste reden daarvoor was dat Seraphin en zijn advocaat beweerden dat het onmogelijk was dat Seraphin op de plaats van het misdrijf geweest kon zijn, mede gelet op de verklaringen van de getuigen in de herberg van Aspers.xix Die nieuwe getuigen waren onder andere Pieter Jacob van Cruchten, de landmeter die diverse afstanden had opgenomen, de werklieden die op 13 februari 1854 een bootje op het kanaal hadden geladen, Gertrude Biermans, de dienstbode van dokter Schieffer en nog enkele andere personen. Met dat bootje was volgens de Procureur-Generaal de moordenaar het kanaal overgestoken.
Waar was Seraphin Nozeman ten tijde van de moordaanslag?
Maria Cornelia Vaessen, Hendrik Rudolf Evertz, Leonard Nien, Lambert Kneepkens, Johan Gubbels en Theodoor Princen verklaarden dat zij gezien hadden dat Seraphin zich op de avond van 14 februari van ongeveer half acht tot na negen uur had opgehouden in de nabijheid van de woning van dokter Schieffer om Petronella op te wachten. Schieffer verklaarde dat hij zijn woning rond negen uur had verlaten en dat Petronella toen daar nog was. Petronella Biermans, dienstbode van Schieffer, zei dat Petronnella iets voor of iets na negen uur de woning had verlaten.
Lambert Cornelis had Petronella en Seraphin tussen negen en half tien ontmoet in de Beekstraat bij de Markt. Hij had gezien dat Petronella alleen de winkel van Arnold Broens was binnnengegaan en na enige ogenblikken naar buiten was gekomen. Volgens Arnold Broens was Petronella rond half tien zijn winkel aan het eind van de Beekstraat binnengekomen, waar zij enige tijd was gebleven.
Leonard Antoon Hovers en Peter Kiggen hadden Petronella alleen op de kanaaldijk van Weert naar Boshoven gezien. Peter Schrijnwerkers had verklaard dat hij zich op de kanaalbrug bevond toen de klok half tien sloeg en dat hij, toen hij ongeveer 25 passen verwijderd was van de veldweg naar Vrakker, een schot hoorde.
Jacob Aspers, Hubertus Boonen en Jozef Poell verklaarden dat Seraphin op 14 februari om kwart of tien voor tien `s avonds de herberg van Aspers was binnengenomen, daar snel een glas bier had gedronken en dadelijk daarna was vertrokken.
Wat was het belang van een schuit op het kanaal?
Volgens verklaringen van Jan op het Root, Gerard van de Laar en Jacob Rietjens lag een schuit op de avond van de aanslag in het kanaal ongeveer ter hoogte van de plaats waar de aanslag had plaatsgevonden. Die schuit hadden zij eerder na hun arbeidsdag met twee dikke touwen van voren en van achteren vastgemaakt aan twee in de grond geslagen piketpalen aan de overzijde van het kanaal. Van de Laar had de schuit om half negen die avond nog zo zien liggen. De volgende morgen werd de schuit op een andere plaats onder water gevonden. De touwen waarmee de schuit was vastgebonden, waren doorgesneden. Volgens Pieter Verwielen lag de schuit om kwart over tien al dwars in het kanaal te “zwabberen”. Jan Mathijs Saes verklaarde dat hij op de avond van 14 februari vóór tien uur, staande op de kanaalbrug, op weg naar zijn woning, ter hoogte van de veldweg naar Vrakker een schuit dwars op het kanaal gezien had. Op de schuit bevond zich een persoon die de schuit van richting veranderde. Aangekomen bij zijn woning ter hoogte van het Penitentenklooster, hoorde hij een schot uit de richting van de plaats waar hij de schuit had zien liggen. Volgens landmeter Van der Cruchten was de afstand tussen de herberg van Aspers in de Molenstraat via de Molenpoort en het veld en verder met een schuit tot de plaats van het misdrijf in negen minuten te overbruggen. Als iemand snel zou lopen, zou dat volgens de landmeter zelfs in vijf à zes minuten kunnen.
Een herhaling van zetten
De Procureur-Generaal handhaafde na het horen van de nieuwe getuigen zijn eis tot veroordeling tot de doodstraf. Mr. Polis bracht nogmaals naar voren dat uit de feiten, zoals die ter zitting bekend waren geworden, was gebleken dat de verdachte zich niet had kunnen bevinden op de plaats noch op het tijdstip, waarop volgens het Openbaar Ministerie de misdaad had plaatsgevonden.
Het oordeel van het Provinciaal Gerechtshof: de doodstraf
Omdat niemand gezien had dat Seraphin Nozeman op Petronella Verdonschot had geschoten, moest het Gerechtshof afgaan op de getuigenverklaringen. Verder had Seraphin volgens het Hof onvoldoende kunnen verklaren waar hij op 14 februari was geweest tussen 10 voor half tien en tien voor tien. Het Hof vond de verklaring van Seraphin onaannemelijk dat hij in de bewuste tijdsperiode in de straten van Weert had rondgelopen. Het Hof verklaarde uit de verklaringen van getuigen en het ontbreken van een deugdelijke verklaring van Seraphin voor de bewuste tijdspanne de innerlijke overtuiging gekregen te hebben dat Seraphin Nozeman schuldig was aan de moord op Petronella Verdonschot. Hij werd door het hof op 6 juli 1854 ter dood veroordeeld, uit te voeren op een schavot op een openbare plaats in Maastricht. Verder werd bepaald dat de uitspraak gedrukt en aangeplakt moest worden zowel te Maastricht als in Weert.
Het voorlezen van de uitspraak van meer dan 40 pagina`s nam drie kwartier in beslag. Seraphin Nozeman hoorde die onverschillig aan; een houding die hij gedurende het gehele proces had aangenomen. Nadat de vice-president van het hof hem had meegedeeld dat het hof verplicht was geweest hem ter dood te veroordelen en dat hij drie dagen de tijd had om in cassatie te gaan, werd hij teruggebracht naar de gevangenis. Hij vertoonde volgens krantenberichten daarbij geen enkele emotie. xviii
Seraphin Nozeman heeft daadwerkelijk cassatie bij de Hoge Raad tegen de uitspraak van het Hof aangetekend, echter zonder succes. In het arrest van 19 september 1854 werd het cassatieberoep verworpen.

Veroordeling Seraphin Nozeman door het Provinciaal Gerechtshof .
Hoe ging het verder met Seraphin Nozeman?
De doodstraf werd in de praktijk niet vaak voltrokken.xix Veel terdoodveroordeelden kregen gratie, zo ook Seraphin Nozeman. In december 1854 verleende Zijne Majesteit koning Willem III gratie aan Seraphin Nozeman; de doodstraf werd omgezet in 20 jaren opsluiting.xx

Inschrijving gevangenis Eindhoven.
Op 27 december 1854 werd Seraphin Antoon Nozeman, huisschilder, vanuit de gevangenis te Maastricht overgebracht naar de gevangenis in Eindhoven en daar ingeschreven.xxi

Inschrijving gevangenis in ’s Hertogenbosch.
Lang is hij daar niet gebleven want de volgende dag, 28 december 1854, werd Seraphin Antoon Nozeman ingeschreven in het gevangenis register van `s Hertogenbosch.xxii. De eindbestemming van de tocht langs gevangenissen van Seraphin Nozeman was de strafgevangenis in Leeuwarden: het Huis van Opsluiting (Reclusie) en Tuchtiging, de Blokhuispoort, te Leeuwarden.
De gevangenis in Leeuwarden was een van de grootste in Nederland. De leefomstandigheden in deze overbevolkte gevangenis waren zwaar. Dat was overigens niet alleen het geval in Leeuwarden maar ook in andere gevangenissen en arresthuizen. Zo beklaagde de commandant van het Huis van Reclusie en Tuchtiging in Leeuwarden zich in 1849 over de “steeds voortdurende armoedige en ziekelijke toestand der gevangenen, die van elders werden aangebragt” en “de bedoelde gevangenen zijn allen zonder onderscheid, door ongedierte geteekend en bovendien door koude en ontbering zoodanig verzwakt dat velen hunner, dadelijk na aankomst, in de ziekenzalen moeten worden opgenomen”.xxiii In 1849 waren er op 31 december 818 gevangenen in het Huis van Opsluiting en Tuchtiging in Leeuwarden ondergebracht. In dat jaar waren er 100 overleden.

Het Huis van Opsluiting en Tuchtiging in Leeuwarden rond 1860. xxiv
Op 15 januari 1855 werd Seraphin Antoon Nozeman in de gemeente Leeuwarden ingeschreven in het bevolkingsregister. Als zijn beroep werd verver vermeld, als zijn godsdienst R.K. en als zijn vorige woonplaats Weert. Als zijn overlijdensdatum is in dat register 19 augustus 1870 vermeld.xxv. Van het overlijden blijkt uit een akte van overlijden van 20 augustus 1870, waarin twee bedienden van de strafgevangenis aangifte doen van het overlijden van Seraphin Antoon Nozeman op 19 augustus 1870.

Bron: https://allefriezen.nl Bron: https://allefriezen.nl
Epiloog
Het motief van de dader in dit droevige verhaal kan worden geduid met een mooi, ietwat in onbruik geraakt, woord: minnenijd. Minnenijd ontstaat in het bijzonder als iemand afgewezen is in een liefdesrelatie of zich daarin bedreigd voelt. Gevoelens die daaruit voortvloeien zijn onder meer verdriet, angst, woede, en intense jaloezie die zich kan uiten in gewelddadigheid.

”Jaloezie” van Edvard Munch, Munch Museum, Oslo
Jaloezie wordt geassocieerd met de kleur groen. Het groen verwijst naar de kleur van de ogen van het “green eyed monster” (de jaloezie) in Othello van Shakespeare. Ik besluit dit verhaal met een afbeelding van een schilderij van de Noorse schilder Edvard Munch, die jaloezie een gezicht heeft gegeven.
Veel dank aan Peter Korten die mij na de eerste versie van dit verhaal de powerpointpresentatie van zijn lezing “Valentijnsmoord” op 31 maart 2023 in Tungelroy over deze zaak en een afschift van het arrest van het Provinciaal Gerechtshof er beschikking heeft gesteld.
Bronvermelding
i. In berichten en documenten wordt de achternaam Verdonkschot ook wel gespeld als Verdonschot.
ii. Pieter Schrijnwerkers woonde “ten gehuchte” Boshoven.
iii. De Noord–Brabanter, 21 februari 1854, schrijft dat Petronella Verdonkschot bij het kanaal tegenover de Molenweg is gevonden. Met Molenweg is waarschijnlijk de Meleweg in Boshoven bedoeld.
iv. De moeder van Petronella Verdonkschot, Joanna Maria Laemers, is op 8 april 1850 overleden.
v. De Nederlandsche streep is een oude lengtemaat. In 1820 is bij invoering van het metrieke stelsel gelijkgesteld aan 1 millimeter. In 1870 werd de streep afgeschaft.
vi. In regionale en landelijke kranten verschenen berichten over de gewelddadige dood van Petronella Verdonkschot. Journal du Limbourg, 17 en 19 februari 1854; De Noord-Brabanter, 21 februari 1854; Nieuwe Rotterdamsche courant, 19 februari en 19 maart 1854; De Tijd, 21 februari 1854.
vii. De gegevens over geboorten, huwelijken, overlijden en bevolkingsregister zijn afkomstig van: https://aezel.eu, www.familysearch.org en www.openarchieven.nl.
viii. Citaat uit De Noord–Brabanter, 21 februari 1854.
ix. Algemeen Handelsblad, 13 maart 1854.
x. “Visiteur” is een controleur bij de dienst van in- en uitgaande rechten.
xi. De Roermondenaar, 1 augustus 1857.
xii. Dank aan Zef Coenen voor deze informatie.
xiii. Het Kanton Weert, 1873. Bron: Het Kanton Weert, 8 april 1938.
xiv. Studiezaal.erfgoedhuisweert.nl.
xv. Van het proces tegen Seraphin Nozeman werd in een aantal regionale en landelijke kranten bericht. Nieuwe Rotterdamsche courant, 8 en 9 juni 1854; Le courrier de la Meuse, 9 juni, 24 juni en7 juli 1854; De Noord-Brabanter, 10 juni, 27 juni en 11 juli 1854; Algemeen Handelsblad, 30 juni en 8 juli 1854; Rotterdamsche courant, 10 juli 1854; Hoornsche courant, 11 juli 1854; Nieuwe Drentsche courant, 12 juli 1854.
xvi. Het gebouw was oorspronkelijk een klooster van de Minderbroeders (Franciscanen). Thans is het in gebruik als huisvesting van het College van Bestuur van de Universiteit Maastricht.
xvii. https://commons.wikimedia.org/wiki/.
xviii. Weekblad van het regt, 6 juli 1854.
xix. Er was in de maatschappij behoorlijk verzet tegen het uitvoeren van de doodstraf. Er werd dan ook vaak gratie verleend. Johannes Nathan uit Broeksittard is de laatste terdoodveroordeelde die in Nederland in vredestijd terecht werd gesteld. Hij had zijn schoonmoeder vermoord. In 1870 werd de doodstraf in vredestijd in Nederland afgeschaft.
xx. Le courrier de la Meuse, 17 december 1854.
xxi. BHIC003000449_0034.
xxii. BHIC003000259_0112.
xxiii. Algemeen Handelsblad, 19 oktober 1849.
xxiv. https://historischcentrumleeuwarden.nl/onderzoek/beeldbank, nr. THAD.III.032.
xxv. HCL0020000438_0039.