In Roermond wordt sinds eeuwen in de Kapel in `t Zand Maria vereerd. Dagelijks bezoeken veel mensen uit de regio en het nabije Belgische en Duitse grensgebied de kapel, in groepsverband (bedevaarten) of individueel. Zij vragen Maria om voorspraak bij God voor hun zorgen of noden, of bedanken haar voor een verkregen gunst. Zij steken vaak een kaarsje op en stoppen wat geld daarvoor in een offerblok. Ook worden geldelijke offergaven om andere redenen in het offerblok gedaan. Dat was ook het geval in het midden van de 19de eeuw. Het geld in de offerblokken trok en trekt ook lieden aan met minder oirbare bedoelingen.
Wat gebeurde er op 16 februari 1860?
Eind jaren vijftig van de 19de eeuw had men het vermoeden dat er diefstallen uit offerblokken in de kapel plaatsvonden. De zoon van koster Geelen had een aantal malen dezelfde man in de kapel gezien. Telkens na diens vertrek meende men dat er geld uit een offerblok was verdwenen. Wie de man was, had men niet kunnen achterhalen. De buren van de kapel hadden wel een vermoeden wie de dader was. Een man die geregeld een of tweemaal per week de kapel kwam bezoeken. Hard bewijs van diefstal ontbrak. Er was slechts de verklaring van één getuige, de zoon van de koster. Om de dief vroeg of laat in handen te krijgen, had men de offerblokken op één na veranderd. Op 16 februari 1860 vertoonden zich een man van middelbare leeftijd en een jongen bij de kapel. Twee buurtbewoners verborgen zich vliegensvlug in het verwufsel (ruimte boven het gewelf) van de kapel. Zij zagen vanuit een opening in het gewelf dat de man bij een offerblok met een voorwerp geld uit het offerblok haalde. Toen de man en de jongen bemerkten dat zij betrapt waren, gingen zij er vandoor. De jongen werd door omstanders overmeesterd en aan de wachtmeester van de marechaussee overgedragen. De man ontsnapte en sloeg op de vlucht. Deze werd later aangehouden en in handen van justitie gesteld. Het bleken een vader en zoon te zijn, afkomstig uit Weert.
Het lichten van offerblokken door onverlaten is een nog steeds voorkomend verschijnsel. De aanwezigheid van fysiek geld trekt dieven aan. Dat was ook in 2020 weer het geval in de Kapel in `t Zand. In de zomermaanden van 2020 sloegen dieven bij herhaling toe in de kapel om er met geld uit het offerblok vandoor te gaan. Op 16 augustus 2020 werd gezien dat een persoon geld uit het offerblok haalde. Toen hij met de buit de kapel wilde verlaten, werd hij door de politie in samenwerking met medewerkers van de kapel in de kraag gegrepen en gearresteerd. L’ histoire se répète.
Vader en zoon voor de rechtbank te Roermond
Op 14 maart 1860 stonden voor de rechtbank te Roermond: Peter Jan van Bree, wever, wonende te Weert, én zijn zoon Willem van Bree terecht. Ze werden beschuldigd van diefstal van offergelden uit een offerblok in de Kapel in `t Zand te Roermond. Uit het getuigenverhoor kwam naar voren dat getuigen gezien hadden dat vader Van Bree tot zevenmaal toe koperen en zilveren munten uit het offerblok had gehaald. Zoon Van Bree was ook in de kapel aanwezig geweest. Hij stond op de uitkijk om te zien of er onraad dreigde. De rechtbank achtte de beschuldiging bewezen. Zij veroordeelde vader Van Bree tot een gevangenisstraf in eenzame opsluiting van zes maanden en zoon Van Bree wegens medeplichtigheid tot een ‘eenvoudige’ gevangenisstraf van twee maanden. Die laatste veroordeling was enigszins bijzonder. Zoon Van Bree was nog net geen zestien jaar. Volgens het toen geldende strafrecht moest een jeugdige onder zestien jaar worden vrijgesproken tenzij hij met het oordeel des onderscheids had gehandeld. In dit geval had de rechtbank na het verhoor van zoon Van Bree geconcludeerd dat hij met het oordeel des onderscheids had gehandeld.
Wat weten we van de daders?
Pierre Jean (Peter Jan) van Bree is op 7 september 1815 geboren te Laar. Hij is op 20 april 1837 voor de wet en op 24 april 1837 voor de kerk te Nederweert getrouwd met Maria Catharina Geelen, ook vermeld als Joanna Catharina Gielen, geboren op 30 augustus 1813 te Nederweert en overleden op 75-jarige leeftijd op 15 november 1888 te Weert.
Vertaling:
“In het jaar van de Heer 1837 april 24 zijn in mijn tegenwoordigheid Petrus Joannes van Bree en Joanna Catharina Geelen na drie roepen in onze kerk die geen bezwaar aan het licht hebben gebracht een huwelijk aangegaan met als getuigen Wilhelmus Geelen en Maria Gertrude van Bree. De bruidegom is geboren en gedoopt te Weert, de bruid in deze parochie.”
G.W.H. Scheijven, pastoor
Als beroep van Peter Jan van Bree is bij het burgerlijk huwelijk landbouwersknecht vermeld. Als beroep van Maria Catharina Geelen dienstmeid. Het echtpaar Van Bree-Geelen is na hun huwelijk gaan wonen naast de ouders van Maria Geelen aan de Weerterweg te Nederweert.
In Nederweert zijn op 15 juli 1838 dochter Anna Maria, op 11 januari 1841 dochter Maria Catharina en 25 maart 1844 zoon Wilhelmus van Bree geboren. Het is deze Wilhelmus van Bree die door de rechtbank te Roermond in 1860 tot twee maanden gevangenisstraf is veroordeeld.
Het echtpaar Van Bree-Geelen is tussen 1844 en 1848 verhuisd naar Hushoven, Weert. Daar werden drie dochters geboren: Lucia op 14 mei 1848, Petronella op 25 juli 1851 en Wilhelmina op 14 maart 1855.
Peter Jan van Bree is op 29 november 1890 op 75-jarige leeftijd overleden te Weert.
Epiloog
Zoals we gezien hebben, zijn vader en zoon Van Bree in 1860 veroordeeld wegens het lichten van een offerblok in de kapel in ’t Zand te Roermond. Het lichten van offerblokken was blijkbaar een specialiteit van huize Van Bree. Op 20 februari 1856 waren moeder Van Bree-Geelen en dochter Anna Maria Geelen veroordeeld tot zes maanden eenzame opsluiting resp. drie maanden gevangenisstraf wegens het lichten van een offerblok in de Sint-Lambertuskerk te Nederweert. Zie ook het verhaal: Hengelen in de Sint-Lambertuskerk, maar niet naar zielen.