Op zondagmorgen 26 juni 1927, een frisse, bewolkte zomerochtend, begaven kerkgangers in Weert zich in alle vroegte naar de St. Martinuskerk om daar de eerste mis bij te wonen. Tot hun verbazing zagen zij dat her en der in de stad biljetten waren aangeplakt.
Wat was er aan de hand?
Op de biljetten was het volgende te lezen:
“Limburgers! Brabanders!
Laat niet langer uw belangen opofferen aan de hebzucht der Amsterdamsche en Rotterdamsche kooplieden, die alles doen wat in hunne macht is, om U te verdrukken en te vernederen.
Wij Limburgers en Brabanders die onder die immer groot wordende verdrukking smachten, hopen dat al onze broeders, wanneer het uur der bevrijding zal slaan, hand in hand zullen gaan en alles opofferen tot het afschudden van dit ondraagbaar juk, voor de bevrijding van Godsdienst, land en volk.
En wees zeker, dat de Belgen, waarvan wij weggerukt zijn, gelijk een kind van zijn moeder, nevens ons zullen staan om ons uit die slavernij te bevrijden.
Harten hoog! Leve Brabant en Limburg, meester zijner toekomst”.
Uit de tekst doemt het beeld op van een onderdrukt en uitgebuit Brabant en Limburg. En dat de Belgen klaar staan de Limburgers en Brabanders, die van België “weggerukt zijn gelijk een kind van zijn moeder” te bevrijden uit de slavernij.[1] Het pamflet is anoniem, maar de woorden “Wij, Limburgers en Brabanders” suggereren dat het een actie betreft van Brabanders en (Nederlandse) Limburgers.
[i] Gedoeld wordt op de deling van de provincie Limburg in 1839 bij het Verdrag van Londen in een Nederlandse en Belgisch deel.
Hoe was de gang van zaken bij de nachtelijke plakkerij in Weert?
Het Kanton Weert berichtte in zijn editie van 1 juli 1927 onder de kop ‘De annexionistische Belgen weer aan het werk’ het volgende over deze aangelegenheid.
In de nacht van zaterdag op zondag hebben annexionistische Belgen weer een “aanval” op Nederland gedaan. Op verschillende plekken hebben zij biljetten aangeplakt. De biljetten zouden zijn aangeplakt door twee wielrijders die tegen middernacht de stad binnenfietsten. Later hadden ze de weg terug naar België gevraagd. De biljetten zijn niet lang zichtbaar zijn geweest omdat de bevolking ze afgerukt en vertrapt heeft.
Het blad Het huisgezin had een meer gedetailleerde beschrijving van de gebeurtenissen: Twee fietsers zouden achter een langzaam rijdende auto vanaf het kanaal, vermoedelijk uit Belgische richting, om kwart voor twaalf Weert binnengekomen zijn. Waarschijnlijk was de auto de Maasstraat binnengereden. De fietsers waren doorgereden richting station waar zij aan een inwoner de weg naar het kanaal hadden gevraagd. Omdat het slecht weer was, waren er maar weinig mensen op de been. De heldendaden van de fietsers had men dan ook niet gezien. Toen inwoners `s morgens naar de kerk gingen, zagen zij overal op de huizen en vensters pamfletten van ongeveer 40 bij 25 centimeter aangeplakt. De verontwaardiging bij de bevolking daarover was zo groot dat ze direct werden verscheurd.[2]
Wat speelde op de achtergrond voor de plakactie?
Na de Eerste Wereldoorlog was er in België een beweging ontstaan die streefde naar annexatie van in haar ogen in 1839 ten onrechte aan België ontnomen gebieden, met name de Nederlandse provincie Limburg en Luxemburg. Verder wilde zij ook Zeeuws-Vlaanderen annexeren. Bij de vredesconferentie van 1919, met onder andere Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, over de voorwaarden voor een verdrag met het verslagen Duitsland, bracht België de annexatiewensen in. België had zwaar geleden onder de oorlog. Ook was er niet veel sympathie voor Nederland, ook niet bij de geallieerden. Hoewel Nederland in de oorlog officieel dan wel neutraal was geweest, had het er in Belgische ogen toch de schijn van dat het Duitsgezind was. Dat werd onder andere afgeleid uit de toestemming van Nederland – tegen de zin van de geallieerden – voor de doortocht in november 1918 van Duitse troepen van Maaseik via Roosteren en Susteren naar Duitsland. Ook het verlenen van asiel aan de gevluchte Duitse keizer Wilhelm II, waarin men -waarschijnlijk niet ten onrechte – de hand van koningin Wilhelmina bevroedde, had kwaad bloed gezet. Ondanks de geringe sympathie voor Nederland werden de wensen van België niet ingewilligd.
Enige reacties uit België?
De officiële reactie van de Belgische regering was dat het kwajongensstreken betrof. Actie werd er niet ondernomen. Het annexionisme leefde nauwelijks in Vlaanderen. Het was in het bijzonder een streven van Franstalige Belgen.
Het Belgische annexionistische blad La Nation Belge maakte op zondag 26 juni 1927 reeds melding van de plakkerij, die ongeveer op hetzelfde tijdstip plaatsvond als het drukken van het blad. Het bericht in de krant was blijkbaar al geschreven voordat de plakactie in Weert daadwerkelijk had plaatsgevonden.
De krant opende het artikel met de kop Des Limbourgois dégoutés de la Hollande (Limburgers walgen van Holland). In de aanhef stond dat een actieve groep Limburgers en Brabanders die nacht op een groot aantal kerken en huizen affiches had aangeplakt, met name in Budel, Weert, Ittervoort en Hunsel. De Franse vertaling van het `s nachts aangeplakte biljet stond ook al in het artikel, een bewijs te meer dat de krant nauw bij de actie betrokken was.
In Weert had men het plaatselijke agentschap van de Limburger Koerier, een verwoed anti-Belgisch orgaan, geheel volgeplakt met meerdere biljetten biljetten.[3] Het blad meldde ook dat het volk de oproep met sympathie besprak tot de biljetten op last van de autoriteiten werden afgescheurd.
De waarheid was dat slechts weinigen de biljetten gezien hadden. De bevolking had de biljetten onmiddellijk afgerukt zonder bevel van de autoriteiten.[4]
Aan de Vlaamse kant van de grens was men gebelgd over het gebeurde. In de woorden van een burgemeester van een dorp in de grensstreek: “Wij zijn verontwaardigd en schamen ons over het optreden van enkele landgenoten – van wie weet gekomen – om den vrede en vriendschap die hier steeds heerschen, te verstoren. Het is een kinderachtig optreden van enkelen zonder verantwoordelijkheidsgevoel”.
Een verholen dreigement
In de Bredasche courant stond een lange, ingezonden brief van een zekere mr. A.J van Vessem, waarin hij het achterwege blijven van maatregelen van de Belgische en Nederlandse regeringen tegen de propaganda van de Belgische annexionisten fel hekelde. Tegenover het streven van een aantal Belgen om Nederlands Limburg te annexeren en zodoende de grens met Nederland te verleggen, schreef hij dreigend: “Kunnen de Belgen voor de verlegging naar het Noorden slechts rekenen op de medewerking van enkele hondsche Groenendalers, wij kunnen voor de verlegging naar het Zuiden rekenen op de medewerking van machtige, tot daden voor een hoog ideaal bereide ontevreden Volksgroepen in Vlaanderen”.[5]
Was Weert die nacht het enige doelwit?
Ook in Hunsel en Ittervoort werden in die nacht biljetten met dezelfde tekst aangeplakt. Een inwoner van Hunsel die rond half elf `s avonds per fiets naar huis ging, had halverwege Ittervoort en Hunsel een tweetal personen met een fiets aangetroffen. Hij was afgestapt en had hen gevraagd wat ze kwamen doen. Te voet gingen zij samen verder. Een van de Belgen bleef achter omdat hij voorwendde pijn in zijn been te hebben. Waarschijnlijk had die de biljetten aangeplakt. Net zoals in Weert zouden de biljetten `s morgens vroeg door de bevolking verwijderd zijn.[6]
Wie zat er achter de actie?
De actiefste annexionistische beweging was Le Comité de politique nationale. In een brochure van 1919 met de titel La protestation du Limbourg poneerde het comité de stelling: “C’est malgré lui que le Limbourg est devenu hollandais” (Limburg is zijns ondanks Hollands geworden).[7]
De Limburgse bevolking was echter na de Eerste Wereldoorlog in meerderheid tegen annexatie door België. Dat gold ook voor de katholieke kerk. Dat kwam onder meer tot uiting in de oprichting van het comité Le Limbourg à la Hollande, waarin notabelen uit de provincie en vertegenwoordigers van Limburgse standsorganisaties van boeren, middenstanders, werklieden en journalisten deel van uitmaakten. Zij publiceerden een manifest, waarin zij de Limburgse bevolking opriepen om te protesteren tegen de Belgische annexatiewensen. Ook werden er veel telegrammen met aanhankelijkheidsbetuigingen van onder meer gemeenten naar koningin Wilhelmina gestuurd.[8]
Een dissident met een kleine Weerter connectie
Zoals we hiervoor hebben gezien, keerden Limburgse organisaties, de katholieke kerk en Limburgse overheden zich tegen de Belgische aanspraken. Dat gold ook voor de Limburgse vertegenwoordigers in het Nederlandse parlement met één uitzondering.
Henri van Groenendael, in 1916 in de Tweede Kamer gekozen door het kiesdistrict Weert, zou zich een voorstander van de Belgische aanspraken getoond hebben en voor een volkstemming in Limburg zijn over de toekomst van de provincie.[9]
Ook in de Tweede Kamer kwam dat tot uitdrukking. Zijn pleidooi voor een volkstemming in Limburg werd uitgelegd als steun voor België. Het leidde ertoe dat hij per 1 oktober 1919 werd geroyeerd als lid van de R.K.-kamerfractie.[10] Hij bleef als onafhankelijk lid in de Tweede Kamer zitten. Hij kan beschouwd worden als de eerste ‘zetelrover’ in het Nederlandse parlement. Bij de verkiezingen In 1922 probeerde hij weer in de Tweede Kamer te komen.
Inmiddels was in 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, in 1918 het kiesstelsel met districten gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging en in 1919 het algemeen kiesrecht voor vrouwen ingevoerd.
In de verkiezingscampagne liet Van Groenendael vanuit een vliegtuig verkiezingsbiljetten uitstrooien over dorpen langs de Maas. Die voor die tijd spectaculaire verkiezingsstunt leverde echter geen succes op, integendeel. Van Groenendael kreeg maar 1636 stemmen. Hij kwam er meer dan 20.000 tekort voor een kamerzetel.[11]
Mr. dr. Henricus Antonius Godefridus van Groenendael was een telg uit een aannemers- en architectenfamilie in Nunhem. Hij is op 20 mei 1904 te Couillet, Henegouwen, getrouwd met de Belgische Albine Camille Maria Augusta Ghislaine Marsigny. Het echtpaar heeft 11 kinderen gekregen. De oudste twee zijn geboren in Maastricht, de volgende zes in Zwolle, de twee daarna in Sittard en de jongste in Angers, Frankrijk, naar welke plaats het echtpaar na de voor Henri van Groenendael desastreuze verkiezingen in 1922 was verhuisd. Henri van Groenendael is op 22 mei 1944 overleden te Brussel.
Wat was de directe aanleiding voor de actie?
Nederland en België hadden in 1925 na lange onderhandelingen overeenstemming bereikt over een verdrag over een herziening van een aantal punten in het scheidingsverdrag van 1839 tussen België en Nederland. Het verdrag behelsde onder andere een regeling over het beheer van de Schelde, de positie van de Antwerpse haven en de aanleg van een kanaal tussen Antwerpen en de Rijn door Limburg.
De Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers keurde in juli 1926 met een zeer grote meerderheid het verdrag goed. Ook de Nederlands Tweede Kamer nam het aan, zij het met een kleine meerderheid. De Eerste Kamer verwierp het echter op 14 maart 1927.[12] Daaraan was het verzet tegen het verdrag in Rotterdamse en Amsterdamse havenkringen niet vreemd.[13] De verwerping wekte natuurlijk wrevel op in België. En het was koren op de molen van de annexionisten in België.
Was de nachtelijke actie in Weert de eerste?
Behalve de in dit artikel beschreven actie in Weert, Hunsel en Ittervoort, hadden al eerder andere plaatsen in Limburg kennisgemaakt met Belgische pamfletten. In de Limburger koerier van 11 april 1927 verscheen een bericht onder de volgende kop: EEN BELGISCHE RAID IN LIMBURG – Huurlingen van het Belgisch Comité de Pol. Nationale.
Afgaande op die kop zou men kunnen menen dat er een militaire inval van een Belgisch huurlingenleger had plaatsgevonden. In werkelijkheid waren in die nacht een vijf- of zestal Belgen de Maasbrug van Maaseik naar Roosteren overgestoken. In Roosteren en Dieteren, gemeente Susteren, hadden zij plakkaten aangeplakt met verschillende teksten waarin werd opgeroepen tot herroeping van het verdrag van 1839.
Een van die teksten luidde als volgt: “Limburg wordt verlost van de Hollandsche Protestantsche verdrukking en hebzucht. België wenscht geen verovering van land noch burger, maar eischt herstel van `t opgedrongen verdrag van 1839 en vooral vrije verbindingen met Limburg en de Maas en de vrijen doorgang per spoor, weg en kanaal naar het Rijnland. De dam van 1839 tusschen Limburg en België opgeworpen moet weg. De voorspoed en de toekomst van Limburg liggen in `t Westen en in `t Zuiden met en bij België en niet te Rotterdam en in het Noorden”.
Eind april 1927 waren vanuit een vliegtuig duizenden Belgische vlaggetjes met pamfletten boven Maastricht afgeworpen. In Spekholzerheide waren geschriften in de buurt van de ”Belgische” mijn Willem-Sophia, bij mensen onder de deur geschoven.
Een bericht uit Maaseik
Ik wil dit artikel afsluiten met een raillerend bericht in het Maeseycker Weekblad. Daaruit blijkt dat daar de acties niet serieus werden genomen.
“Waren wij in de plaats der Hollanders, wij zouden toch zoo zeer op ons gemak niet zijn. Ziet eens Roosteren, Dieteren en Susteren werden stormenderhand ingenomen, nu een paar maanden geleden door eenige nachtridders, die per auto te Maeseyck de brug overstaken; later werd Maastricht met papierkens gebombardeerd uit een vliegtuig, dat eenige duizenden meters boven de stad zweefde; en nu is het de beurt aan Ittervoort, Hunsel en Weert die eenvoudig ingenomen werden door een paar mannen per fiets. Wat ware de Duitschers, vergeleken met die helden? Met duizenden bestormden zij gedurende veertien dagen den Yzer en slaagden er niet in de minste brok grond te veroveren. Thans gaat dat eenvoudiger; met steekt eenige papierkens op zak, springt op een fiets, en `s nachts, als het goed donker is, plakt men die op een pomp of op de deur van een koestal en zie: de streek is geannexeerd. Het beste wat die “helden” zou kunnen overkomen ware, dat zij eens betrapt worden door den een of anderen “sjampetter” die hun eens duchtig de ooren wreef en hen niet losliet, dan nadat zij op de knieën vergiffenis voor hunne (daden) zouden hebben afgesmeekt, en de stellige belofte afgelegd niet meer in die zonde te hervallen. `k Wed voor al wat ge wilt dat het voorgoed gedaan ware met die kinderachtige streken”.[14]
Tot slot
Het aanplakken van biljetten in Weert was een laatste stuiptrekking van een zieltogende annexionistische beweging in België. Bij gebrek aan steun in België ging de beweging ter ziele. Le Comité de politique nationale werd in 1930 formeel opgeheven.
Bronnen
[1] Gedoeld wordt op de deling van de provincie Limburg in 1839 bij het Verdrag van Londen in een Nederlandse en Belgisch deel.
[2] Het huisgezin, 27 juni 1927.
[3] Het agentschap van de Limburger koerier was gevestigd in de Langstraat 380.
[4] Het Kanton Weert, 59ste jaargang, no 266, vrijdag 1 juli 1927.
[5] Bredasche courant, 27 juni 1927.
[6] De Nieuwe Koerier, 27 juni 1927.
[7] De brochure La protestation du Limbourg bevatte overdrukken van redevoeringen in het Belgisch parlement in 1831 en van verzoekschriften, die vanuit Nederlands Limburg in 1838 naar Brussel waren gestuurd om niet in te stemmen met teruggave van Nederlands Limburg aan de Hollandse koning. De brochure werd met name in Frankrijk verspreid.
[8] Meer hierover in het grotendeels Franstalige boek “La petition du Limbourg hollandais, 1918-1919, Ruremonde, Romen & Fils”.
[9] In 1916 gold een districtenstelsel met kiesrecht voor een beperkt aantal mannen.
[10] “Limburg. Een geschiedenis, vanaf 1800”, pag.84.
[11] htttps://11.nl/stemmen-uit-het-limburgs-verleden-henri-van-groenendael en “ Limburg en het Belgisch annexionisme 1918-1920”, Kasper Wagemans, pag. 118 e.v..
[12] Meer hierover in het boek “De Lage Landen 1780/1980, Twee eeuwen Nederland en België”, E.H. Kossmann, pag. 57 e.v..
[13] De Brusselse krant La Libre Belgique schreef over het aanplakken van pamfletten in Roosteren en Dieteren: “Er wordt beweerd dat het Belgen zijn, die de daad van straatbengels hebben begaan. Wij gelooven veeleer dat het Rotterdammers zijn, tegenstanders van het Hollandsch-Belgisch verdrag, want zulke kinderachtige streken zijn alleen in het belang van de tegenstanders van een overeenkomst tussen beide landen.” Het volk, 12 april 1927.
[14] De Nieuwe Koerier, 5 juli 1927.