In het land van Weert staan nog betrekkelijk veel molens, een zichtbare herinnering aan vervlogen tijden. Dat zijn voornamelijk windmolens maar ook enkele watermolens. Deze molens zijn van groot belang geweest voor de ontwikkeling en groei van Weert en omgeving. Een aantal vroegere molens zijn in de loop der tijd verdwenen. Een van die verdwenen molens was de standerdmolen van Hushoven. Deze molen en zijn eigenaars staan in dit artikel centraal. Maar eerst verhaal ik iets over molens in Weert ten tijde van de oprichting van de standerdmolen te Hushoven.
Malen
Overal ter wereld waar graan wordt verbouwd, is brood volksvoedsel. Om brood te kunnen bakken, moet het graan verwerkt worden tot meel. Dat gebeurt al sinds mensenheugenis. Aanvankelijk door het vermorzelen van graankorrels tussen twee stenen. Later met primitieve handmolens en molens die door paarden of mensen aangedreven werden. Een grote vooruitgang was de uitvinding van water- en windmolens, waarbij de aandrijving gebeurt door natuurkrachten.
Molens in Weert eind 18de eeuw
Op de Ferrariskaart van 1777 is binnen de grachten van de stad Weert een molen aangegeven, de binnenmolen, en een eindje daarbuiten een andere molen, de buitenmolen. Beide molens behoorden toe aan de heer van Weert, Philippe Gabriel Maurice Joseph d’Alsace d’ Henin Liétard, prins van Chimay.
De buitenmolen, een graanmolen, lag buiten de stadswallen van Weert bij de molenpoort in de buurt van de Sint Rumolduskapel. De molen werd daarom ook Rumoldusmolen of Romboutsmolen genoemd. Deze molen werd in 1875 gesloopt. Zij werd door 12 paarden overgetrokken. Op dezelfde plek werd een nieuwe molen gebouwd.i Op 6 november 1921 is deze molen tijdens een zware storm omgewaaid en in 1922 afgebroken. De molen lag ongeveer op de hoek van de huidige Coenraad Abelstraat en de Willem I straat in Weert.ii
De binnenmolen lag, zoals al uit de benaming blijkt, binnen de omwalling van Weert, ongeveer op de plek waar nu het appartementsgebouw De Kluis aan de Wilhelminasingel ligt. Ook de binnenmolen was een graanmolen. Wanneer bij belegeringen van de stad de buitenmolen niet gebruikt kon worden, kon in die molen graan gemalen worden zodat er in de belegerde stad meel was voor het bakken van brood voor de inwoners. De binnenmolen stond op de stadswal. De molen is in 1919 afgebroken voor de uitbreiding van het College Sint Jozef. Van de binnenmolen resteert nog een maalsteen op de middenberm van de huidige Wilhelminasingel.iii
De molens van Weert in de Franse tijd
In het najaar van 1794 veroverden Franse militairen de hele linker Rijnoever, waaronder in september 1794 ook Weert. Weert werd op 1 oktober 1795 formeel ingelijfd bij de Franse republiek. Het werd een Franse gemeente en de inwoners werden Franse burgers. Weert vormde samen met Nederweert en Stramproy een kanton van het departement Nedermaas. De heerlijke rechten werden afgeschaft. De molens van de heer van Weert, Philippe Gabriel Maurice Joseph d’Alsace d’ Henin Liétard, Prince de Chimay, werden genationaliseerd.iv
Op 28 april 1800 verkocht de Franse Republiek de buitenmolen aan de hoogstbiedende Maastrichtse notaris Jean Théodore van Gulpen, die handelde in opdracht van J. H Neven, bierbrouwer, uit Maastricht, voor een bedrag van 240.000 francs.v Een zekere Antoine Clephas werd pachter van de buitenmolen.vi Deze uitbater van de molen is naar alle waarschijnlijkheid Antonius Clephas, op 8 juli 1764 gedoopt te Nederweert samen met zijn tweelingbroer Joannes. Antonius Clephas is op 2 oktober 1838 op 74-jarige leeftijd overleden. Hij woonde toen op de Biest te Weert.
De binnenmolen werd gekocht door Josephine de Merode – Westerloo, echtgenote van Louis Charles Victor de Riquet, hertog van Caraman en prins van Chimay.vii
Josephine de Merode is op 3 oktober 1763 geboren te Everberg (thans gemeente Kortenberg bij Brussel) en op 11 februari 1824 overleden te Parijs. Zij is op 10 juli 1785 te Everberg getrouwd met Louis Charles Victor Riquet de Caraman (Parijs, 24 december 1762- Montpellier, 25 december 1835). De familie de Merode is nog steeds eigenaar van het kasteel de Merode te Everberg.viii
Antoine Clephas is niet lang pachter van de buitenmolen geweest. Rond 1803 was Laurent Frencken pachter van zowel de binnenmolen als de buitenmolen.ix
Een verzoek tot bouw van een nieuwe molen in Weert in 1803
In 1803 werd er een verzoek gedaan aan de onderprefect van het arrondissement Roermond om een windmolen, bestemd voor het malen van graan, in Weert te mogen bouwen. De “maire de la commune de Weert” werd om advies gevraagd. Hij was van mening dat de gevraagde toestemming voor de bouw kon worden gegeven. De plaats die men voor de molen uitgezocht had, was volgens hem zo gekozen dat zowel de inwoners van de stad als die van de gehuchten daar voordeel van zouden ondervinden. De plaats was in elk seizoen gemakkelijk te bereiken. De ligging van de molen tussen Hushoven en Boshoven was op meer dan vijf kilometer van de Bataafse grens. De molen zou ook dicht bij het douanekantoor van Weert komen te liggen zodat men niet bevreesd hoefde te zijn dat de molen gebruikt zou worden als illegale opslagplaats van graan om de uitvoer daarvan naar Bataafs gebied te faciliteren.x
Uit de omschrijving in het advies van de burgemeester kan afgeleid worden dat het verzoek een molen in de nabijheid van Hushoven betrof.
De stichting van de standermolen te Hushoven
In een boek over Molens in het Weerterland staat over de bouw van de standerdmolen van Hushoven het volgende.xi
“Over de voorgeschiedenis van die bouw staat in Het Kanton Weert een aardig verhaal te lezen. Men had bij gelegenheid van de sloop van de binnenmolen gevraagd of er nog lezers waren die interessante herinneringen aan deze molen bewaarden. Een van de lezers reageert hierop met een verhaal dat ik maar geef voor wat het waard is, omdat ook hier een kontroleerbare bronvermelding is weggelaten.’
‘De Binnenmolen en de St. Romboutsmolen werden in 1803 door een zekeren Frenken van Weert bemalen. Toen was er sprake van dat er nog een derde molen zou worden gesticht; genoemde Frenken betoogde evenwel bij den rentmeester, dat, als er een derde molen bijkwam, hij (Frenken) dan de pachtprijs der binnenmolen en der St. Romboutsmolen niet meer zou kunnen opbrengen en Frenken bedong dat in een nieuw op te maken schriftelijk huurkontrak de bepaling moest worden opgenomen dat, ingeval er een derde molen bijkwam, Frenken dan voor iederen molen vierhonderd francs minder pachtgeld zou hebben op te brengen. Toen de huurovereenkomst in dier voege was gewijzigd, heeft Frenken zelf een derden molen gezet en wel de Hushovermolen. Aldus betaalde Frenken per jaar achthonderd franken minder huur’.”xii
Als dit verhaal waar is, dan is Frencken een gewiekst persoon geweest.
In aflevering 4 van “Ach lieve tijd” over “Molens en molenaars” staat over deze molen te Hushoven:
“Op oude prenten herkent men een standaardmolen, die ongeveer op deze plaats stond. De geschiedenis daarvan is onbekend,… “.xiii In het eerder verschenen boek “Molens in het Weerterland” van drs. G.C Egelie was echter al enige aandacht besteed aan de geschiedenis van die molen. Zo geheel onbekend was die geschiedenis dus niet. Ik hoop met dit artikel die geschiedenis enigszins aan te vullen.
De molen in Hushoven is waarschijnlijk in 1804 of kort daarna gebouwd. De molen was een zogenaamde standerdmolen. Een standerdmolen is een richtbare, houten windmolen en het oudste type windmolen in de Lage Landen.xiv
Voorbeelden van nog intact zijnde standerdmolens zijn in onze regio de Auroramolen te Baexem en de molen St. Jan te Stramproy.
Laurentius Henricus Frencken, de eerste eigenaar van de Hushovermolen
De eerste eigenaar van de Hushovermolen was Laurentius Henricus (Laurent) Frencken alias Knepkens, geboren te Weert op 12 februari 1754. Zijn ouders zijn Joannes Franciscus Frencken alias Knepkens en Maria Anne Linssen. Laurent Frencken is op 5 april 1780 te Weert voor de kerk getrouwd met Anna Maria Catharina Heiligers, geboren op 25 november 1760 te Weert en overleden op 20 september 1836 te Weert, dochter van Georgius Heiligers en Anna de Vos. Laurent Frencken was ten tijde van zijn huwelijk timmerman.
Vanwege de wellicht wat moeilijke leesbaarheid van de kopie van de handgeschreven tekst van de huwelijksakte van Laurent Frencken en Anna Maria Catharina Heijligers volgt hier een transcriptie daarvan.
“Laurentius henricus frencken alias knepkens hier woonende ende gebooren meerderjarige sone van wijlen Joannes frencken alias knepkens en maria anna linssen is nae 3 voorgaande roepenxv 5den april 1780 getrouwt met anna maria Catharina heijligers hier woonende ende gebooren minderjarige dochter van wijlen Joris heijligers en anna de vos hier present de getuigen sijn Jan Jacobus Frencken alias knepkens en maria Tuenissen bijde hier woonende aldus getuijgen de onderschreven (volgen de handtekeningen van de echtelieden en de getuigen) ..princen …pastor mit speciale commissiexvi van den eerw. Heer pastoor J. Janssen”.
Het echtpaar Frencken-Heijligers heeft niet minder dan 15 kinderen gekregen, van wie de oudste, Joannes Georgius Frencken (Weert, 5 november 1781- Asten, 24 mei 1871), molenaar in Asten is geweest.
Laurentius Henricus Frencken is op 72-jarige leeftijd op 22 november 1815 te Weert overleden. Hij woonde ten tijde van zijn overlijden in de Maasstraat.
De erfgenamen van Laurent Frencken verkochten na de dood van hun moeder, Anna Maria Catharina Heiligers, in 1836 op 21 februari 1837 middels een openbare verkoping “een wind-korenmolen met den grond waar op dezelve geplaatst is, ter grootte van 4 aren en 22 centiaren en al het daarop aanwezige materieel, als steenen, billen, zeilen, en zoo voorst, wijders met de eraan gehoorige wegen, gestaan en gelegen te Weert tusschen den Beekpoort en het gehucht Hushoven, aanpalende zuid den grootten weg, west en noord de erven Frencken en oostwaarts den Molenweg, gebracht op kadaster nummers 557 en 558 sectie C”, de Hushovermolen dus. Kopers waren voor een bedrag van 13.000 francs Hubertus Hermans en zijn echtgenote Maria Catharina Hooffers/Hoovers. xvii
Op onderstaande uitsnede van het minuutplan van 1844 is de plaats van de molen ten zuidoosten van Hameau de Hushoven (gehucht Hushoven) aangegeven. Duidelijk is te zien dat de molen redelijk ver van de bebouwing van Hushoven verwijderd was.
Vergroot weergegeven is hieronder te zien dat de molen is aangeduid met een X, symbool voor de wieken van de molen. Duidelijk is te zien dat de molen op een rond perceel stond met kadastraal nummer 558, een “enclave” in het perceel kadastraal nummer 557.
Hubertus Hermans en Joanna Maria Hoovers, de tweede eigenaren van de Hushovermolen
Hubertus Josephus Hermans is op 14 december 1801 geboren te Nederweert. Hij is op 16 juli 1821 te Weert getrouwd met Joanna Maria Catharina Hoovers (1795-1853). Het echtpaar Hermans-Hoovers heeft 9 kinderen gekregen. De familie Hermans-Hoovers woonde blijkens de geboorteplaatsen van hun kinderen in 1824 in Weert, in 1831 in Hunsel, in 1834 in Ell en in 1836 weer in Hunsel. In de geboorteakte van hun oudste kind, Pieter Josephus, van 1 mei 1824 staat dat het echtpaar toen in de Maasstraat in Weert woonde. Als beroep van Hubertus Hermans is in de akte molenaar vermeld. Op welke molen hij toen molenaar was, is mij niet bekend, waarschijnlijk in Nederweert. Zijn vader Jan Hovers was ook molenaar en wel in Nederweert.
Na enig zoekwerk heb ik gevonden dat Hubertus Hermans op 3 december 1861 op 60-jarige leeftijd is overleden te Tongeren, Belgisch Limburg.xviii
Louis Beerenbroek, de derde eigenaar van de Hushovermolen
Hubertus Josephus Hermans en Johanna Maria Hovers zijn slechts kort eigenaren van de molen geweest. Op 8 september 1840 verkochten Hubert Hermans, volgens de verkoopakte vroeger molenaar, thans zonder beroep, en Maria Catharina Hoovers, zonder beroep, de windmolen, gelegen te Weert tussen de Beekpoort en het gehucht Hushoven op 8 september 1840 aan Lodewijk Frans Hubert (Louis) Beerenbroek, getrouwd met Johanna Sophia Francisca Van Mulbracht, rentenier, wonende binnen de stad Weert, voor een bedrag van zesduizend vijfhonderd gulden. Het echtpaar Hermans – Hoovers woonde toen op de Biest te Weert.xix
In de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1844 van de gemeente Weert is als eigenaar van de percelen 557 en 558 vermeld L.F.H. Beerenbroek, grondeigenaar. Perceel 557, groot 6 are en 60 centiare, was in gebruik als schaapsweide. Op perceel 558, groot 4 are en 20 centiare, stond de windgraanmolen.
Een rechtszaak van Louis Berenbroek tegen een voormalige huurder van de molen van Hushoven
Louis Beerenbroek ging de molen niet zelf exploiteren maar verhuurde die aan een molenaar. Met een huurder ontstond in 1858 een conflict. Wat was het geval?
Beerenbroek had de wind-graanmolen op het gehucht Hushoven te Weert verhuurd aan een zekere Nijssen.xx Deze had op 1 mei 1858 de molen verlaten. Volgens Beerenbroek had hij niet het volledige bedrag van de huur over het afgelopen jaar betaald. Dat bedrag moest ieder jaar op 1 mei betaald worden. Nadat Nijssen ondanks een sommatie niet betaalde, ging Beerenbroek snel tot actie over. Hij dagvaardde Nijssen bij deurwaardersexploot van 15 mei 1858 om op 21 mei 1858 voor de kantonrechter te Weert te verschijnen.
Beerenbroek stelde bij de kantonrechter dat hij de molen mondeling voor een bedrag van 800 franken, in Nederlands geld fl. 376,- per jaar, aan Nijssen had verhuurd. Nijssen had de molen op 1 mei 1858 verlaten maar hij had het restant van de huurprijs van het laatste jaar ter grootte van 400 franken of fl. 185 niet betaald. Beerenbroek vorderde betaling van dat bedrag met rente en de kosten van de rechtszaak. Nijssen gaf voor de kantonrechter toe dat hij de molen gehuurd had voor een bedrag van 800 franken, telkenjare te betalen op 1 mei. Hij voerde aan dat hij het gevorderde bedrag niet hoefde te voldoen zolang er met Beerenbroek geen afrekening had plaatsgevonden over door hem aangebrachte vernieuwing en verbetering van zaken die zich bij het begin van de huurovereenkomst in de molen bevonden.
Beerenbroek bracht naar voren dat dat niet waar was en ontkende dat er sprake was van de beweerde vernieuwing en verbetering. Als de zaken al verbeterd mochten zijn en Nijssen volgens zijn sustenu (bewering) een vordering op Beerenbroek zou hebben, en hij die wilde verrekenen met de huurprijs, zou hij dat moeten doen in een aparte procedure of in een tegeneis opgeven wat hij van Beerenbroek te vorderen zou hebben. Nijssen bracht verder naar voren dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn om over het geschil te oordelen omdat de huurprijs van de molen meer bedroeg dan fl. 200.xxi
De kantonrechter deed al op 2 juli 1858 uitspraak. Hij wees het beroep van Nijssen op zijn onbevoegdheid af. De vordering van Beerenbroek bedroeg fl. 188, een bedrag dat binnen zijn bevoegdheid viel. Hij verklaarde de eis van Beerenbroek gegrond. Hij veroordeelde Nijssen om aan Beerenbroek een bedrag van fl. 188 met rente te betalen en tot betaling van de kosten.xxii
Ludovicus Franciscus Hubertus (Louis) Beerenbroek is geboren op 25 maart 1805 te Weert. Hij behoorde tot een welgestelde familie, afkomstig uit Eindhoven. Zijn grootvader, Judocus van Beerenbroeck was burgemeester van Eindhoven. Zijn vader, Gijsbertus Beerenbroeck, gedoopt 27 mei 1750 te Eindhoven en overleden te Weert op 28 november 1821, was koopman, vrederechter te Weert en lid van de raad van het arrondissement Roermond. Gijsbertus Beerenbroeck is in tweede huwelijk op 24 november 1790 te Roermond getrouwd met Maria Barbara Painsmay, geboren op 3 november 1768 te Roermond en op 16 oktober 1830 overleden te Weert, de moeder van Louis Beerenbroek.
Louis Beerenbroek was gedurende de periode dat Weert bij België hoorde, van 1830 tot 1839, burgemeester van Weert. Hij was ook van 1835 tot de opdeling van Limburg in 1839 lid van de Kamer van Afgevaardigden van België. Nadat Weert in 1839 (weer) tot het Koninkrijk der Nederlanden ging behoren, verzocht hij om ontslag als burgemeester van Weert. Dat werd hem eervol toegekend.xxiii
Het feit dat Louis Beerenbroek overheidsfuncties in het Koninkrijk België bekleed had, vormde geen belemmering voor een ambtelijke en politieke loopbaan in het Koninkrijk der Nederlanden. Dat was overigens geen ongebruikelijke gang van zaken. Veel personen, behorend tot de adel of de gegoede burgerij, waren flexibel, om niet te zeggen opportunistisch, genoeg om zich soepel aan de nieuwe werkelijkheid aan te passen. Ook de overheid in het Koninkrijk der Nederlanden had er belang bij om de transitie van oostelijk Limburg van België naar Nederland zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daarbij hielp om aan invloedrijke personen in de nieuwe provincie belangrijke posten in het bestuur toe te kennen.
Tijdens de jaren de jaren dat Nederlands Limburg tot het Koninkrijk België behoorde, gold hier ook de Belgische rechtspleging. Dat veranderde voor de Nederlandse provincie Limburg per 1 januari 1842.xxiv Weert kreeg in de nieuwe structuur een kantongerecht. Louis Beerenbroek was daarop vooruitlopend al tot plaatsvervangend kantonrechter in het kanton Weert benoemd.xxv
In 1843 werd Louis Beerenbroek benoemd tot schoolopziener van het zesde schooldistrict in Limburger (Weerterland), welke functie hij tot 1870 heeft uitgeoefend.xxvi
In hetzelfde jaar 1843 werd hij gekozen tot lid van Provinciale Staten van Limburg in de plaats van Costerius van Boschoven.xxvii Deze functie vervulde hij tot 1847.
In 1847 werd Louis Beerenbroek door Provinciale Staten van Limburg tot lid van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal gekozen in de plaats van de heer J.L.M. Leclercq, die niet tot de Tweede Kamer was toegelaten. Louis Beerenbroek is overigens slechts kort lid van de Tweede Kamer geweest. In 1849 werd hij namens het hertogdom Limburg lid van de Eerste Kamer, welk mandaat hij tot zijn dood heeft vervuld.xxviii
J.L.M. Leclercq werd in 1847 niet toegelaten als lid van de Tweede Kamer omdat bij onderzoek van diens geloofsbrieven gebleken was dat hij op 22 september 1795 geboren was te Maaseik, België, uit het huwelijk van daar getrouwde ouders. Volgens de meerderheid van de Tweede Kamer was hij daarom geen geboren Nederlander; een vereiste om lid te zijn van de Tweede Kamer. In 1849 is hij toch lid van de Tweede Kamer geworden, wat hij echter slechts een jaar is geweest. Hij is verder burgemeester van Roermond en president van de rechtbank aldaar geweest.
Van 1847 tot 1850 was Louis Berenbroek districtscommissaris van Roermond en van 1856 tot zijn overlijden in 1875 burgemeester van Roermond. Na zijn overlijden verschenen er in diverse kranten uitgebreide necrologieën. Een daarvan is hierna opgenomen.
Louis Beerenbroek was een vermogend man. Volgens de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels van de gemeente Weert was hij op 15 mei 1844 eigenaar van niet minder dan 149 percelen grond in de gemeente Weert. Hij was ook eigenaar van het kasteel Elizabethsdal. In 1841 kocht hij de ruïne van kasteel de Nijenborgh aan de Biest te Weert. Op de resten van de oostelijke toren liet hij een nieuw herenhuis bouwen.
Louis Beerenbroek is op 6 augustus 1838 te Roermond getrouwd met Jeanette Sophie Françoise Mulbracht, gedoopt op 18 september 1813 te Goch en op 26 september 1875 overleden op kasteel Elisabethsdal. Het echtpaar Beerenbroek- Mulbracht heeft vijf kinderen gekregen.
In Weert is een straat vernoemd naar Louis Beerenbroek. Bij mijn weten de enige straat in Weert die de naam draagt van een burgemeester van Roermond, hoewel: Louis Beerenbroek was tijdens de Belgische periode (1830- 1839) burgemeester van Weert.
Petrus Josephus Meulen, de vierde eigenaar van de molen
Op 20 juli 1857 vond er een erfmangeling (ruiling) plaats tussen Lodewijk Frans Hubert Beerenbroek, lid van de eerste kamer der Staten-Generaal, burgemeester en grondeigenaar, wonende te Roermond en Jozef Meulen, molenaar, wonende in Nederweert. Jozef Meulen verkreeg bij die ruiling “eenen windgraanmolen, met al het daar ten dienste en ter bemaling van denzelven materieel benevens een schaapsweide, gestaan en gelegen te Weert op Hushoven bevattende eene gezamenlijke oppervlakte van tien roeden twintig ellen, gekadastrering, Weert C, nummers 558 en 973”. Louis Berenbroek verkreeg een perceel bouwland aan de Molenweg te Nederweert en een perceel bouwland te Swartbroek. Verder moesten er nog geldelijke verrekeningen plaatsvinden.xxix
Petrus Josephus Meulen is geboren op 27 maart 1825. Op 31 maart 1855 deed zijn vader, Jan Mathijs Meulen, aangifte van zijn geboorte bij Johan Eustachius Janssens, schepen van de stad Weert. Uit de Akte van Geboorte blijkt dat Petrus Joseph Meulen geboren is op Vrakker en dat zijn vader molenaar was. Jan Mathijs Meulen is gedoopt 3 april 1796 te Tungelroy en op 11 mei 1866 overleden te Leveroy, gemeente Nederweert. De moeder van Petrus Josephus Meulen is Elizabeth Sleegers. In de huwelijksakte van Joannes Mathias Meulen en Elisabeth Slegers wordt als zijn beroep molenaarsknecht en dat van haar landbouwster vermeld.
Elisabeth Slegers is op huit frimaire l`an onze (29 november 1802) geboren te Weert tijdens de periode dat Weert ingelijfd was bij Frankrijk. Een bijzonderheid is dat haar vader Joseph Slegers op diezelfde dag om een uur `s middags, 11 uur na de geboorte van zijn dochter, is overleden. In de geboorteakte van Elisabeth Slegers staat dan ook dat zij een dochter is van wijlen Joseph Slegers. Elisabeth Slegers is op 14 maart 1837 op 34-jarige leeftijd overleden te Leveroy, gemeente Nederweert.
Na het overlijden van zijn echtgenote Elisabeth Slegers in 1837 is Petrus Josephus Meulen op 24 oktober 1855 te Nederweert getrouwd met Maria Elisabeth Smeets, geboren 2 mei 1830 te Nederweert en op 64-jarige leeftijd op 27 december 1894 overleden te Weert. Petrus Josephus Meulen is op 11 april 1890 overleden te Weert.
Het echtpaar Meulen-Smeets heeft 10 kinderen gekregen, waarvan er een jong is overleden.
Petrus Joannes Bocken: de vierde eigenaar
De erven van de overleden echtelieden Peter Josef Meulen en Maria Elisabeth Smeets gingen kort na het overlijden van hun moeder op 24 december 1894 over tot de openbare verkoop van onder meer de windmolen en het weiland, gelegen te Hushoven.
Al op 19 januari 1895 verscheen er in Het Kanton Weert een advertentie waarin werd aangekondigd dat notaris Schillings op verzoek van de kinderen Meulen op maandag 4 februari 1895 ten koffiehuize van Martinus van de Kerkhof in de Molenstraat te Weert publiek zou verkopen:
1. Huis met erf en tuin, en opvaart, gelegen in de Molenstraat, sectie O nrs. 259 en 261.
2. Eene goed beklante Windgraanmolen (standaardmolen) met complete inventaris en het daarbij gelegen weiland, sectie C nrs. 558 en 973.
3. Een oliemolen, met complete inventaris en het daarbij gelegen huis en erf, gelegen aan de Molenpoort te Weert sectie P nr. 2897.xxx
4. Een perceel struwelen, gelegen ”in de Heide” in de gemeente Nederweert, sectie F nr. 661.
Op 28 januari 1895 vond er ten koffiehuize van Martinus van de Kerkhof, wonende te Weert in de Molenstraat, de eerste zitting plaats van die openbare verkoop. De opdrachtgevers, de erven van Peter Joseph Meulen en Maria Elisabeth Smeets, waren:
1 Jean Meulen, olieslager,
2 Peter Meulen, molenaar,
3 Jozef Meulen, molenaar,
4 Jacques Meulen, bakker,
5 Mathieu Meulen, bakker,
6 Arnold Meulen, slager,
7 Josephine Meulen, zonder beroep,
8 Hubert Ariaens, landbouwer, in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Elisabeth Meulen, xxxi
9 Antoon Ramaekers, molenaar, gehuwd in algehele gemeenschap van goederen met Catharina Meulen.
Op de ingezette bedragen voor het huis, 2100,- gulden, en de windgraanmolen, 4100,- gulden werd niet gemijnd. Op de oliemolen, 1800 gulden, werd gemijnd door Antoon Ramaekers.
Op 4 februari 1895 vond, wederom ten koffiehuize van Van de Kerkhof, de finale veiling plaats. Het huis in de Molenstaat werd verkocht voor 2380 gulden aan Jean, Peter, Josephine en Joseph Meulen. De oliemolen aan de Molenpoort werd voor 2000 gulden verkocht aan Antoon Ramaekers. Op de windgraanmolen, die nu was ingezet op 3900 gulden werd niet gemijnd. Die bleef onverkocht.xxxii
Van het perceel struwelen in Nederweert wordt geen melding gemaakt.
De erven – of een aantal van hen – wilden, ondanks de niet-geslaagde velling op 4 februari 1895, blijkbaar toch snel van de windgraanmolen af. Al in de editie van 30 maart 1895 van Het Kanton Weert werd de finale verkoop van de windgraanmolen ten koffiehuize van Jean Theunissen in de Molenstraat te Weert aangekondigd. De inzet was fors lager dan bij de eerdere veiling, namelijk 2800 gulden.
De finale verkoop vond plaats op 3 april 1895. Na ´het uitbranden van waslicht´xxxiii werden de molen en het weiland toegewezen aan Peter Jan Bocken, landbouwer, wonende te Weert, voor de som van twee duizend driehonderd en vijftig gulden koopprijs en negentig gulden hooggeld, 450 gulden lager dan de inzet.xxxiv’xxxv
Petrus Joannes Bocken is op 15 augustus 1841 geboren in Weert en op 72-jarige leeftijd op 9 maart 1914 overleden te Weert. Als zijn beroep is in de overlijdensakte landbouwer vermeld.
Petrus Joannes Bocken is op 31 oktober 1873 te Weert getrouwd met Maria Ida Nouwen, geboren op 15 november 1845 te Hushoven, Weert en op 87-jarige leeftijd overleden op 26 oktober 1933 te Weert. Het echtpaar Bocken-Nouwen heeft acht kinderen gekregen.
Vier kinderen Meulen: de vijfde eigenaren
Peter Jan Bocken is nog geen drie maanden geweest van de molen. Op 17 juni 1895 werd voor notaris Schillings te Weert een akte verleden, waarbij Peter Jan Bocken aan Peter Meulen, molenaar, wonende te Weert aan de Molenstraat, Jean Meulen, olieslager, Jozef Meulen, molenaar, en Josephina Meulen, zonder beroep, de windmolen en het weiland verkocht voor een bedrag van 2440,- gulden, exact het bedrag dat Bocken had betaald voor de aankoop van de molen.xxxvi De kopers zijn dezelfde personen die bij de veiling van 4 februari 1895 het huis in de Molenstraat hadden gekocht.
Naar de reden van deze snelle ‘doorverkoop’ aan de vier Meulens kunnen we slechts gissen. Waren de kinderen Meulen het niet eens over een toedeling van de molen aan de drie broers en de zus? Was er onenigheid over de prijs of de waarde van de molen? Was de openbare verkoop door de kinderen Meulen een manier om uit onverdeeldheid te geraken? Fungeerde Peter Jan Bocken als een stroman voor de vier kinderen Meulen? Daar lijkt het wel op.
Op 4, 5 en 6 februari 1895 was overigens al op verzoek van de erven Meulen-Smeets door notaris Schillings vee, meubelen en akkergereedschap uit de nalatenschap verkocht, amper zes weken na het overlijden van hun moeder. Er werden overigens in die drie dagen 227 stukken geveild.
Peter Meulen, de zesde eigenaar
Bij akte van 5 juni 1896, verleden voor notaris Schillings, werden de door de broers Jean, Joseph en Piet Meulen, allen molenaars, en hun zus Josephine Meulen, zonder beroep, allen wonende te Weert aan de Molenstraat, de door hen in gezamenlijke eigendom toebehorende, direct of indirect uit de nalatenschap van hun ouders verworven roerende en onroerende goederen gescheiden en verdeeld. Het huis aan de Molenstraat, alle roerende goederen in dat huis met onder meer een paard, twee koeien, drie varkens en een hond, en twee kleed- en lijnkasten, drie tafels, achttien stoelen, twee kachels, een cuisinière, twee ledikanten met beddengoed, het bakkerijgereedschap, te velde staande gewassen op Laarakker en Boshoverakker en de windgraanmolen op Hushoven met bijgelegen weiland werden toebedeeld aan Piet Meulen.xxxvii
Vermeldenswaard is dat Joseph Meulen zich in de akte van 5 juni 1896 het levenslange vruchtgebruik voorbehield van de achterkamer naast de steeg in het huis aan de Molenstraat.
Peter Hendrik Hubert (Piet) Meulen is op 28 maart 1861 geboren te Weert en overleden op 87-jarige leeftijd op 24 juni 1948 te Weert. Hij is op 21 juni 1897 te Maasniel getrouwd met Maria Helena Nijssen, geboren op 18 november 1872 te Maasniel en overleden op 56-jarige leeftijd op 19 augustus 1929 te Weert.
Het einde van de standerdmolen van Hushoven
Op 10 juni 1903 sloeg tijdens een hevig onweer de bliksem in de molen van Piet Meulen. Onderdelen van de molen werden zwaar beschadigd. Ook ontstond er brand die echter snel door de buren geblust kon worden. Op het moment van de inslag was er niemand in de molen aanwezig. De molen was verzekerd bij de Onderlinge Verzekering voor Molenaars.xxxix
Mede omdat door de toegenomen bebouwing bij de molen de windvang werd belemmerd, werd de molen afgebroken. Daarmee kwam na honderd jaar een einde aan de standerdmolen te Hushoven.
De Wilhelmus Hubertus
Op bijna dezelfde plaats als de standerdmolen werd in opdracht van Piet Meulen een nieuwe stenen molen gebouwd. Deze molen werd in 1904 gebouwd door de Weerter molenmaker Wilhelmus Hubertus Adriaens, aan wiens voornamen later de naam van de molen is ontleend.
Deze molen is een hoge stenen beltmolen met een vlucht van bijna 26,5 m. De molenberg is 6 meter hoog. In de loop der tijd heeft de molen behoorlijk wat schade opgelopen en verschillende eigenaren gehad.xl
Anno 2023 staat de molen aan de Hushoverweg 30 te Weert er weer prachtig bij, al zijn er, evenals in 1903 voor de oude standerdmolen te Hushoven, wat zorgen over de windvang. Over de historie van deze molen is ook veel te verhalen, maar dat valt buiten het bestek van dit artikel.
NOTEN
[1] Het Kanton Weert, Nieuws- en advertentieblad, waarin opgenomen het weekblad “Land van Thorn, 1 augustus 1919.
[2] https://www.molendatabase.org/molendb.php?step=details&nummer=968
[3] https://weertisveranderd.nl/2019/07/23/1909-de-binnenmolen/
[4] Philippe Maurice Joseph d’Alsace d’ Henin Liétard, prins van Chimay, is geboren op 12 september 1736 te Brussel en overleden op 24 juli 1804 te Parijs. Hij is begraven in de Chapelle funéraire des Seigneurs de Bousssu, in Boussu, Wallonië. Na de onthoofding van Philips de Montmorency, graaf van Horne, waren de heerlijkheden Weert door het Hof van Gelre vervallen verklaard aan koning Philips II als hertog van Gelre. Deze confiscatie werd op 17 november 1610 opgeheven door de landvoogden Albrecht en Isabella van de Habsburgse Nederlanden. Sabina van Egmond werd deels hersteld in haar rechten als rechtsopvolgster van Philips de Montmorency. De heerlijkheid kwam na een kort intermezzo in handen van de familie d’Alsace d’ Henin Liétard, prinsen van Chimay.
[5] Joannes Henricus/Jean Henri Neven is geboren 26 september 1759 te Maastricht en overleden op 30 oktober 1805 te Maastricht. Zijn zoon Jacobus Libertus Neven (Maastricht, 16 januari 1791 – Maastricht, 26 mei 1877) bezat volgens de kadastrale kaart 1811-1832 rond 1840 in Weert 27 percelen grond.
[6] https://weertinkaart.nl.
[7] Frits Nies, Weert ‘Parel van de heide…’…in de 19e eeuw”, pag.152.
[8] Op 2 augustus 2023 is te Chimay op 97-jarige leeftijd overleden Martha Marie Elisabeth Antoine Manset, geboren op 20 maart 1926 te Bordeaux. Zij was de weduwe van Elie de Riquet, prince de Chimay. Zij heeft zich ingezet voor het behoud van het erfgoed van de familie De Riquet de Caraman en de conservering van de archieven van het kasteel Chimay. Zij onderhield warme banden met geschiedbeoefenaren in Weert en Nederweert. Zie ook: ”Een Blijde Inkomst voor de prins van de heerlijkheden Weert en Nederweert”, Alfons Bruekers, www.dealdenborgh.nl.
[9] https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis/Asten.
[10] Molens in het Weerterland, drs. G.C. Egtelie, pag. 42.
[11] Molens in het Weerterland, drs G.C. Egelie, pag. 41.
[12] Het Kanton Weert, 1 augustus 1919.
[13] Ach lieve tijd, 1000 jaar Weert, aflevering 4, Molens en molenaars, pag. 90. Piet Adriaens en Frits Weerts. Met “deze plaats” wordt de plek bedoeld waar nu de Wilhelmus Hubertusmolen staat.
[14] Meer over standerdmolens is te vinden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Standerdmolen.
[15] Een voorgenomen huwelijk werd in de katholieke kerk door de priester in de hoogmis in drie voorafgaande zondagen aangekondigd: de zogenaamde roepen. De parochianen werden er dan op gewezen dat zij verplicht waren een huwelijksbeletsel kenbaar te maken.
[16] Mogelijk wordt met “commissie” bedoeld “permissie”.
[17] Gemeentearchief Weert A.4.2 Inv. 092.
[18] Overlijdensakte gemeente Tongeren, 4 december 1861.
[19] Gemeentearchief Weert, A.4.1. Inv. 92.
[20] Antonius Nijssen, geboren te Nunhem op 30 januari 1816 en overleden te Weert op 10 april 1891. De reden voor het beëindigen van de huur van de molen van Hushoven door Antonius Nijssen was waarschijnlijk dat hij in 1858 aan de westzijde van de Zuid-Willemsvaart een stenen beltmolen voor graan, schors, en olie bouwde. Hij verkocht die molen in 1878 aan het echtpaar Nies uit Maasbree. Deze molen was de zogenaamde Smeetsmolen naar de laatste eigenaar, Louis Smeets. De molen verloor in 1930 het gevlucht. De molen werd niet meer herstelden raakte in verval. In 1939 is de nog resterende molenromp afgebroken.
Bron: https://www.kempenbroekmolens.nl/weert-2/verdwenen-molens-weert/smeetsmolen.
[21] De bevoegdheid van de kantonrechter om te oordelen was beperkt tot geschillen beneden fl. 200.
[22] De gegevens over de rechtszaak zijn afkomstig uit de uitspraak van de kantonrechter te Weert van 2 juli 1858, te vinden in het Weekblad van het Regt van donderdag 25 augustus 1859.
[23] Administratief memoriaal voor het Hertogdom Limburg, IIIde deel, 1840.
[24] Wet tot opheffing van den bijzonderen en exceptioneelen regtstoestand van het hertogdom Limburg. Wet van 26 mei 1841.
[25] Nederlandsche Staatscourant, 18 december 1841.
[26] Journal de la Haye, 12 juli 1843
[27] Ferdinand Antonius Costerius van Boschoven is geboren op 21 november 1785 te Roermond en op 72-jarige leeftijd op 29 april 1858 overleden te Roermond. De familie Costerius heeft in de Weerter geschiedenis een belangrijke rol gespeeld. Zie over de vermeende adeldom van deze familie het artikel ” De familie Costerius de Boschofen: haar adeldom en haar teloorgang (1678-1859)”, Emile Haanen, De Maasgouw 127,2008,3, pag. 79. e.v.
[28] Weekblad van het regt, 14 maart 1847
[29] Gemeentearchief Weert, akte notaris A.G.J. Clercx, 20 juli 1857.
[30] De oliemolen was op 9 juni 1891 voor een helft gekocht door het echtpaar Meulen-Smeets en voor de andere helft door de negen kinderen van het echtpaar.
[31] Gehuwde vrouwen waren in die tijd volgens de wet handelingsonbekwaam. Pas in 1956 is die handelingsonbekwaamheid afgeschaft.
[32] Gemeentearchief Weert, akte notaris Schillings, 4 februari 1895
[33] Zolang een waskaars brandde, kon er geboden worden.
[34] Hooggeld is een premie op het verhogen van de inzet om biedingen aan te wakkeren.
[35] Gemeentearchief Weert, A.4.1. Inv. 390.
[36] Gemeentearchief Weert, A.4.1. Inv. 128
[37] Gemeentearchief Weert, akte notaris Schillings, 5 juni 1896.
[38] Afbeelding afkomstig uit Ach lieve tijd, 1000 jaar Weert, aflevering 4, Molens en molenaars, pag. 90.
[39] Het Kanton Weert, 13 juni 1903.
[40] https://en.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=428.