ambtelijke corruptie met vergunningen voor het steken van turf begin 19de eeuw in Nederweert
geschreven door: Wil Filott
Inleiding
In het begin van de 19de eeuw vonden er in Nederweert “onregelmatigheden” plaats bij de verlening van vergunningen voor het steken van turf en de controle daarop. De plegers van die onregelmatigheden waren overheidsdienaren. In dit artikel beschrijf ik die onregelmatigheden – of in juridisch jargon – ambtelijke corruptie. Maar eerst beschrijf ik in het kort de ”staatkundige” ontwikkeling van Nederweert.
De ontwikkeling van de “staatkundige” positie van Nederweert tot begin 19de eeuw
Nederweert was – evenals Weert – eeuwenlang een heerlijkheid. De heerlijke rechten waren in handen van de heren/graven van Horne. Na de onthoofding van Philips de Montmorency, graaf van Horne, in Brussel in 1568 werd de heerlijkheid geconfisqueerd en als onderdeel van Spaans Gelre bestuurd vanuit Roermond. Na heel wat verwikkelingen kwamen de rechten over de heerlijkheden Weert en Nederweert toe aan de prinsen van Chimay. De heerlijkheden bleven tot de Franse tijd in handen van afstammelingen van deze familie.[i] Na de Vrede van Utrecht van 1713 maakte Nederweert – evenals Weert – op grond van het Barrièretractaat deel uit Oostenrijks Gelder. Dat bleef zo tot de inval van de Fransen in 1794. Na de inlijving in 1795 bij de Franse republiek werden heerlijkheden en heerlijke rechten afgeschaft.
Van 1795 tot 1800 vormde Nederweert samen met Weert en Stramproy het kanton Weert. In 1800 werd Nederweert een commune (burgerlijke gemeente) binnen het département de la Meuse inférieure (departement Nedermaas) met een eigen maire (burgemeester). In 1815 werd Nederweert ingedeeld in de provincie Limburg van het nieuwgevormde Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het bleef een zelfstandige gemeente. Bij Koninklijk Besluit van 14 februari 1818 werd een reglement voor het bestuur van het platteland vastgesteld. Aan het hoofd van een plattelandsgemeente zoals Nederweert kwam een door de koning benoemde schout te staan. Ook kwam er een gemeenteraad, waarvan de leden werden benoemd door gedeputeerde staten van de provincie. Dit orgaan benoemde uit de leden van die gemeenteraad twee schepenen.
Nederweert begin 19de eeuw
De gemeente Nederweert telde begin 19de eeuw ruim 3500 inwoners. De bevolking woonde in de kern Nederweert en een aantal buurtschappen. Bij de volkstelling van 1820 zijn de straten en buurtschappen als uitgangspunt genomen. Dat zijn: Hoeven, Hulsen, Eijnd, Schoor, Kraan, Roeven, Staat, Leijveroij, Moessemstraatje, Kerkstraat, Rosvelt, Heijsterstraat, Boeket, Herstraat, Strateris, Bosserstraat, Winnerstraat, Nieuwstraat, Horik, Klaarstraat, Ospel, Waatskamp, Kreijel, Budschop en Schansstraat.
De meeste inwoners van Nederweert werkten in die tijd in de agrarische sector. Een van de nevenactiviteiten van de bevolking was het steken van turf in de Peel. Turf is lang een belangrijke brandstof geweest voor de inwoners van de plaatsen rond de Peel.[ii] Om te voorkomen dat er ongebreideld turf in de Peel werd gestoken, werd de winning daarvan gereglementeerd.
Zo werd in 1779 door de schepenen en gezworenen van Nederweert een verordening uitgevaardigd om turf, gestoken door onbevoegde “uijtheimischen”, weg te laten halen en naar goeddunken te gebruiken.
In het Dénombrement van 1781 staat dat de inwoners van Weert en Nederweert toestemming van de heer hadden gekregen om de turfvelden te ontginnen, maar alleen voor eigen gebruik.[iii]
Transscriptie van de verordening van 1779:
“Wij schepenen en gezworenen van de heerlijkheid Nederweert gelasten, zoals wij bij deze doen, onze huidige burgemeester Jan Sijben alias(!) Wetemans om turf gestoken door niet-ingezetenen, die niet gerechtigd zijn om turf te steken in onze heerlijkheid, weg te laten halen en daarvoor zo veel karren te gebruiken of te vorderen als nodig zullen zijn en de gestoken, nog niet droge, turf her te verdelen of in in stukken te hakken, naar het hem het beste voorkomt.
Gedaan te Nederweert, de negende september 1779
Gielis van Otto, president-schepen
Maes Gubbels, schepen
Frans Kluiskens, Schepen
Francis van Asten, Schepen
Cleophas Bocholts als gezworene
Jan Mertens als gezworene
Joost Saesen als gezworene
Antonis Simons als gecommiteerde
Marten Bromber als gezworene???”.
De in de verordening vermelde burgemeester Joannes Sijben is op 24 juli 1704 geboren te Nederweert en op 3 april 1780 overleden te Nederweert. Hij is 20 mei 1735 te Nederweert getrouwd met Aldegonda Wetemans. Het echtpaar had dispensatie gekregen van drie roepen.[iv]
Na deze inleiding richten we het vizier op ambtelijke corruptie in Nederweert eind jaren tien en begin jaren twintig van de 19de eeuw.
Wat was er begin 19de eeuw aan de hand in Nederweert? [v]
In de jaren waarin zich dit verhaal afspeelt moest men in Nederweert een vergunning van gemeentewege hebben om turf te mogen steken.[vi] De vergunningenplicht had als doel het reguleren van het steken van turf, het voorkomen van overexploitatie en het generen van inkomsten voor de gemeente. Voor die vergunning moest betaald worden. Enkele ambtsdragers konden de verleiding niet weerstaan om misbruik te maken van hun positie en de inwoners van Nederweert geld afhandig te maken: een geval van ambtelijke corruptie. Een van hen was schout Joannes Trouwen.[vii]
Joannes Trouwen was al in de Franse tijd in 1807 door prefect Roggieri van het departement Nedermaas tot maire van Nederweert benoemd. Voordien vervulde François Henry Charette deze functie.[viii] Enkele jaren eerder had er in Nederweert op initiatief van raadsleden een mondelinge enquête plaatsgevonden onder de hoofden van huishoudens welke persoon zij als burgemeester wilden. Er bleek een duidelijke voorkeur te bestaan voor Joannes Trouwen. Van de 421 ondervraagde personen stemmen gaven er 325 te kennen het meeste vertrouwen in Trouwen te hebben.[ix]
Maire Trouwen was blijkbaar nogal gezagsgetrouw zoals uit het volgende blijkt. Nadat Napoleon in 1806 het Continentaal Stelsel had afgekondigd, konden Britse schepen niet meer aanmeren in havens in bijna geheel Europa. Door het Continentaal Stelsel werd alle handel tussen Groot-Brittannië en het Europese vasteland verboden. Daarmee kwam een einde aan de import van overzeese goederen, waaronder suiker gemaakt van suikerriet. Om toch aan voldoende suiker te komen vaardigde Napoleon in 1812 een decreet uit, waarin de diverse regio`s van het het Franse keizerrijk de verplichting werd opgelegd een bepaald areaal aan suikerbieten aan te planten.[x] Deze verplichting gold dus ook voor Nederweert. In veel plaatsen werd die verplichting geboycot, maar niet in Nederweert. De Fransgezinde maire Trouwen slaagde erin zo`n honderd boeren uit de gemeente Nederweert te verleiden suikerbieten te telen.[xi] Dat staat in schrille tegenstelling met Weert waar slechts twee grondeigenaren suikerbieten gingen telen. Die grondeigenaren waren maire Bloemarts van Weert en belastingontvanger Charette.
Het Hof van Assisen
Een tweetal functionarissen van de landelijke overheid en een tweetal inwoners van Nederweert stonden eind mei 1823 terecht voor het Hof van Assisen in Maastricht.[xii]. Zij werden verdacht van ambtelijke corruptie. Dat Hof besteedde zes dagen aan deze corruptiezaken.
Een Hof van Assisen oordeelde over personen die verdacht werden van het plegen van een ernstig misdrijf. Hoven van Assisen waren in Frankrijk in 1791 ingesteld. Tijdens de Franse inlijving werd deze rechtsinstelling ook in het huidige België en Nederland ingevoerd. Een Hof van Assisen bestond uit vijf raadsheren. De in de Franse tijd bij het Hof van Assisen ingevoerde juryrechtspraak is in Nederland op 11 december 1813 afgeschaft in artikel 16 van het besluit “houdende bepalingen ten aanzien van de Lijfstraffelijk Regts-oefening in de Verëenigde Nederlanden”: het zogenaamde Gesel- en Worgbesluit. Het Hof van Assisen bleef in Limburg in stand zowel tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) als tijdens de Belgische periode (1830-1839) tot de opheffing per 1 januari 1842 van de uitzonderingstoestand in de Nederlands provincie Limburg.
Wie waren de verdachten in deze corruptiezaken?
In de beklaagdenbank zaten:
- Joseph Nicodeme, 44 jaar oud, geboren te Enghien, voorheen ontvanger van de in- en uitvoerrechten te Reuver, gemeente Beesel, arrondissement Roermond.
- Nicolas Wilkin, oud 48 jaar, geboren te Luik, voorheen commies te paard tweede klasse van de in- en uitvoerrechten, standplaats Weert.
- Jean Trouwen, 62 jaar oud, voormalig schout van Nederweert, geboren en wonend in de gemeente Nederweert.[xiii]
- Adrien-Sébastien Trouwen, zoon van Jean Trouwen, oud 31 jaar, zonder beroep, geboren en wonend in Nederweert.
Enige genealogische gegevens van de verdachten
Jacques Antoine Nicolas Wilkin is geboren in de stad Luik, Prinsbisdom Luik, op 4 april 1774. Hij is op 22 oktober 1799 te Luik, Franse republiek, getrouwd met de 19-jarige Marie Lambertine Josephine Lefebvre, geboren 24 december 1779 in de stad Luik. Als zijn beroep is bij het huwelijk koerier bij het registratiekantoor vermeld. Nicolas Wilkins is op 73-jarige leeftijd op 28 december 1847 te Luik overleden. Hij woonde toen in de voorstad Saint Gilles. Als zijn beroep is in de overlijdensakte douane-employé vermeld.
Joseph Nicodeme is op 21 januari 1779 geboren te Enghien/ Edingen, thans provincie Henegouwen. Hij is op 1 december 1799 te Enghien getrouwd met Anne Josèphe Seghers en op 8 april 1835 te Brussel met Catherine Lepin. Overlijdensdatum en -plaats onbekend.
Joannes Trouwen is op 8 oktober 1760 te Nederweert geboren. Hij is op 12 juni 1787 te Budel getrouwd met Maria Agnes Koeckhofs, geboren op 8 november 1851 te Budel en overleden op 20 maart 1835 te Nederweert. Joannes Trouwen is op 23 april 1827 op 65-jarige leeftijd overleden te Nederweert.
Adrianus Sebastianus Trouwen, zoon van Joannes Trouwen en Agnes Koeckhofs, is op 20 januari 1791 te Nederweert gedoopt. Hij is op 16 februari 1821 te Nederweert getrouwd met de 17-jarige Joanna Spierings, geboren op 13 maart 1803, Nederweert en overleden op 1 mei 1838, Nederweert. Hij is op 52-jarige leeftijd op 11 oktober 1843 te Nederweert overleden. Zijn beroep was brouwer. Hij woonde in de Kerkstraat te Nederweert tegenover de kerk.
Waar werden de verdachten van beschuldigd?
Joseph Nicodeme, Nicolas Wilkin en Jean Trouwen werden ervan beschuldigd in het jaar 1820 in de uitoefening van hun functie, in vereniging, het misdrijf van verduistering gepleegd te hebben.[xiv] Zij zouden van verscheidene personen een bedrag van in totaal meer dan duizend Nederlandse guldens gevraagd en ontvangen hebben boven het bedrag dat deze werkelijk verschuldigd waren voor het recht om turf te steken in de turfvelden van Nederweert. Subsidiair werd hen ten laste gelegd dat zij dat bedrag frauduleus onttrokken of verduisterd zouden hebben ten nadele van de publieke kas en het voordeel gezamenlijk zouden hebben verdeeld.
Joseph Nicodeme en Nicolas Wilkin werden er bovendien van verdacht, in vereniging, herhaalde malen aanbiedingen of beloften te hebben geaccepteerd om geen processen- verbaal op te maken tegen verscheidene particulieren die zij betrapt hadden op overtreding van de wetten inzake het steken van turf.
Verder werden Joseph Nicodeme en Nicolas Wilkin ervan verdacht samen de staatskas een deel van zijn inkomsten onthouden te hebben door niet handelend op te treden tegen verscheiden bierbrouwers en distillateurs, die zich verstout hadden meer bierbrouwsels te maken of de capaciteit van hun distilleerketels te vergroten, allemaal in strijd met de rechten van de belastingdienst.
Jean Trouwen werd er ook van beschuldigd in 1818, 1819, 1820 en een deel van 1821 in de uitoefening van zijn functie de misdaad van knevelarij begaan te hebben door twee Kleefse “duiten” gevraagd en ontvangen hebben bij iedere vergunning om een kar turf te mogen steken.[xv] Volgens de voorschriften was voor iedere vergunning slechts twee en een halve cent Nederlands geld verschuldigd.[xvi] Bovendien was hij doorgegaan met die twee ”duiten” te eisen en te ontvangen terwijl voor het steken geen vergunning meer nodig was.
Adrien-Sébastien Trouwen werd medeplichtigheid aan de knevelarij ten laste gelegd omdat hij zijn vader willens en wetens geholpen of bijgestaan had door de voorbereiding of uitvoering van dat misdrijf te faciliteren.
Op de beoordeling van de tenlastegelegde zaken was de vanuit de Franse tijd gehandhaafde Code pénal van toepassing.
Na het vertrek in 1813/1814 van de Franse troepen uit Nederland vaardigde Willem I, “Souverein Vorst der Vereenigde Nederlanden”, een Besluit uit, “houdende bepalingen ten aanzien van de Lijfstraffelijk Regts-oefening in de Verënigde Nederlanden”: het zogenaamde “Gesel- en Worgbesluit”.[xvii] Daarin werd onder meer de Franse Code pénal ‘bij provisie’ gehandhaafd, “totdat daaromtrent nader zal zijn voorzien”. Dat `bij provisie` heeft lang geduurd. Wel werd er een vertaling van de Code pénal in het Nederlands vervaardigd: het Wetboek van Strafregt. De Code pénal bleef met wijzigingen tot 1886 in Nederland van kracht. Toen pas werd die overigens vaak gewijzigde code vervangen door het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.
Wat was de uitspraak van het Hof van Assisen?
Op 26 juni 1823 deed het Hof na enkele uren beraad uitspraak in deze corruptiezaken.
- Nicolas Wilkin werd niet schuldig geacht aan verduistering.
- Joseph Nicodeme werd schuldig geacht in de uitoefening van zijn functie minsten een bedrag van zeshonderdenvier Nederlandse guldens verduisterd te hebben ten nadele van de publieke kas.
- Vader Jean Trouwen werd schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de door Joseph Nicodeme gepleegde verduistering. Hij had deze willens en wetens geholpen bij het voorbereiden en uitvoeren van dat misdrijf.
- Joseph Nicodeme en Nicolas Wilkin werden beide schuldig bevonden zilvergeld en andere voorwerpen van een aantal personen afgetroggeld te hebben. Dat had plaatsgevonden door bij overtredingen geen proces-verbaal op te maken maar hen angst in te boezemen dat zij forse boetes moesten betalen.[xviii]
- Vader Jean Trouwen en zoon Adrien-Sébastien Trouwen werden vrijgesproken van knevelarij resp. medeplichtigheid daaraan.
Welke straffen kregen de veroordeelden?
Het Hof veroordeelde Joseph Nicodeme op grond van artikel 171 van de Code pénal tot vijf jaar gevangenisstraf en Jean Trouwen tot twee jaar gevangenisstraf. Zij moesten als schadevergoeding zeshonderdenvier guldens aan de schatkist en honderd euro boete betalen. Verder mochten ze nooit meer een publieke functie vervullen.
Vertaling van artikel 171 van de Code pénal, voor zover van toepassing:
“Als de verduisterde of onttrokken waarden minder dan drieduizend francs bedragen, …., zal de straf een gevangenisstraf van ten minste twee jaren en ten hoogste vijf jaren bedragen. De veroordeelde zal bovendien nooit meer een publieke functie mogen uitoefenen.”
Nicolas Wilkin werd op grond van artikel 405 van de Code pénal tot twee jaar gevangenisstraf en een boete van vijftig guldens veroordeeld.
Vertaling van artikel 405 van de Code pénal, voor zover van toepassing:
“Ieder….die gebruik maakt van ….. zijn bevoegdheden …. om de hoop of de vrees voor een goede afloop te laten ontstaan ….zich geldsommen laat geven ….zal gestraft worden met een gevangenisstraf van ten minste een jaar en ten hoogste vijf jaren en een boete van ten minste vijftig francs en ten hoogste drieduizend francs.”
De drie veroordeelden moesten ook de kosten van het proces betalen. De vrijgesproken Adrien-Sébastien Trouwen werd direct in vrijheid gesteld.
Epiloog
Zoals we gezien hebben, genoot Jean Trouwen tijdens de Franse tijd het vertrouwen van het merendeel van de mannelijke inwoners van Nederweert. Of zijn veroordeling daarin verandering heeft gebracht, is niet bekend.
Die veroordeling heeft in ieder geval geen nadelige gevolgen voor de carrières van familieleden in de gemeente Nederweert gehad.
Zijn opvolger als burgemeester van Nederweert was zijn schoonzoon Adrianus Wilhelmus Vullers, (Rotterdam, 3 november 1795 – Nederweert, 2 december 1847), die getrouwd was met Maria Elisabeth Trouwen (Nederweert, 23 april 1786 – Nederweert, 13 februari 1865).
Hij werd in 1848 als burgemeester opgevolgd door Leonard Beelen (Nederweert, 11 februari 1793 – Nederweert, 16 januari 1853).
Na diens overlijden werd Peter Joannes Hubertus Vullers, (Nederweert, 11 februari 1827 – Nederweert, 9 oktober 1893), een zoon van het echtpaar Vullers-Trouwen, in 1853 tot burgemeester van Nederweert benoemd. Peter Vullers was getrouwd met Maria Margaretha Hubertina Beelen (Nederweert, 16 augustus 1830 – Nederweert, 23 mei 1911), een dochter van burgemeester Leonard Beelen. Peter Vullers is burgemeester geweest tot zijn overlijden op 9 oktober 1893.
Een zoon van burgemeester Jean Trouwen, Petrus Adrianus Trouwen (Nederweert, 17 juli 1789 – Nederweert, 2 februari 1863), is gemeentesecretaris van Nederweert geweest. Na diens eervol ontslag in 1854 werd zijn zoon Petrus Joannes Trouwen (Nederweert, 5 september 1826 – Nederweert, 29 december 1867) in die functie benoemd. Hij vervulde dat ambt tot zijn overlijden.
De conclusie is dat Jean Trouwen de grondlegger is geweest van een dynastie die gedurende een groot deel van de 19de eeuw de bestuurlijke dienst heeft uitgemaakt in Nederweert.
Bronvermelding
[i] Op de keper beschouwd, deel 2, Jean Coenen, pag. 319 e.v.
[ii] De heerlijkheden Weert en Nederweert en de verkoop van 1781, Emile Haanen, pag. 35 en 42. Bron: http://www.showeert.nl/artikelen/1.2%20weert-nederweert-wessem%3B%20horn/haanen%20heerlijke-rechten-weert-nederweert%20jrbkw10.pdfwww.
[iii] Het Franse woord dénombrement beteken letterlijk opsomming. In dit geval is het de verkoopbrochure met een opsomming van de te verkopen zaken en rechten van de heerlijkheden Weert en Nederweert
[iv] Dispensatie is in de katholieke kerk een vorm van ontheffing van bepaalde kerkelijke voorschriften. De kerkelijk dispensatie had in de praktijk vaak betrekking op het huwelijk. Een voorgenomen huwelijk werd door de priester aangekondigd in de hoogmis drie zondagen voorafgaande aan het huwelijk; de zogenaamde roepen. De parochianen werd er dan op gewezen dat zij verplicht waren een huwelijksbeletsel te melden. Soms waren er reden die een snel huwelijk wenselijk maakten, zoals bij een vergevorderde zwangerschap van de aanstaande bruid. Ook kon er dispensatie gekregen worden voor trouwen in de gesloten tijd: de vastenperiode en de advent.
[v] De inhoud van dit artikel is deels gebaseerd op een bericht in de Franstalige Journal de la province de Limbourg van zaterdag 28 juni 1823. Deze krant verscheen voor 1 januari 1816 onder de naam Journal de Maestricht. Toen de provincie Limburg een onderdeel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was geworden, vond op overzoek van het bestuur van de provincie de naamswijziging plaats.
[vi] Op 9 juli 1791 hebben de magistraten van Nederweert en Weert een gezamenlijke verordening afgegeven voor de uitgifte van nieuwe veenvelden op 14 juli 1791. Bron: Joost Welten, Bijlagen – bronnen – literatuur – noten – register, hoofdstuk 1 noot nr. 102
[vii] Ambtelijke corruptie is het verschijnsel waarbij een overheidsdienaar misbruik maakt van zijn macht of zijn positie door een ander om te kopen of zich laat omkopen om bepaalde zaken gedaan te krijgen, vaak in ruil voor persoonlijk voordeel.
[viii] Deze François Henry Charette is nadien benoemd tot belastingontvanger voor het leven te Weert. In Weert is op 28 september 1807 zijn zoon Jean François Henry geboren. Deze Jean François Henry Charette was kunstschilder en is op 1 februari 1895 overleden te Etterbeek, Brussel.
[ix] In dienst van Napoleons Europese droom”, Joost Welten, pag. 746.
[x] Décret relatif au développement du sucres de betterave en France, 15 januari 1812.
[xi] Nederweerter deugnieten stonden aan de wieg van de suikerbietenteelt, Alfons Bruekers. https://www.nederweert24.nl/2023/07/15/
[xii] De landelijk overheid was na het vertrek van de Fransen sinds 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit het huidige Nederland en België.
[xiii] Joannes Trouwen was in 1822 als schout van Nederweert vervangen door Adriaan Willem Vullers.
[xiv] De Franse tekst luidt “de complicité “.
[xv] Knevelarij is het vorderen, ontvangen of achterhouden van geld door een ambtenaar geld, terwijl hij weet dat het niet verschuldigd is.
[xvi] In de Franse tekst staat “deux sols de Clèves”.
[xvii] Het Gesel- en Worgbesluit heeft zijn benaming te danken aan de volgende bepaling (artikel 7) in het besluit: “De straf van altoosdurende dwang-arbeid (travaux forcés à perpétuité) …wordt gesubstitueerd (vervangen) door de straf van geeseling, met de strop om den hals, aan de galg vastgemaakt…”. De straf “met de strop om de hals aan de galg vastgemaakt” stond symbool voor de doodstraf door worgen.
[xviii] Deze straffen werden opgelegd omdat de verdachten niet hadden opgetreden tegen bierbrouwers en distillateurs die meer bierbrouwsels hadden gemaakt of de capaciteit van hun distilleerketels hadden vergroot, in strijd met hun vergunningen. Daardoor had de staat inkomsten misgelopen.